PREKEN VAN DE
DOMINICAANSE GEMEENSCHAP TE HUISSEN: Advent 2010 (A)
1ste
zondag van de advent: Jesaja2,1-5;
Matteus 24,37-44 |
28
november 2010, Henk
Jongerius OP |
Hoe
ging het eigenlijk toe ‘in de dagen van Noach’? Als
je daarvoor het boek Genesis opent, lezen wij dat de zonen van God
zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren en zij kozen uit die
dochters ieder een vrouw. Daardoor leefden er reuzen op aarde, befaamde
geweldenaars van de oude tijd’. Een wonderlijk verhaal, zou
je zeggen, maar wat ermee bedoeld wordt is dat mensen geen onderscheid
meer wisten te maken tussen hun eigen levenssfeer en die van God. Ze
kenden hun plaats niet en omdat zij die twee werelden met elkaar
vermengden, ontstaat er geweld.
‘Zoals het was in de dagen van Noach: de mensen aten en
dronken, huwden en werden uitgehuwelijkt’. In die paar
woorden wordt een wereld getekend waarvan wij nu zouden zeggen dat zij
‘maakbaar is’ en tegelijkertijd hoor je erin dat
alles zijn eigen gang gaat en er niet meer hoeft te worden stilgestaan
of nagedacht om die dodende cirkelgang te verbreken. Het is een wereld
die ‘doordraait’ Mensen gaan zozeer op in wat voor
hen vanzelfsprekend is, dat zij de dreigende ondergang niet zien
aankomen en toch gebeurt dat, niet als gevolg van Gods ingrijpen, maar
als direct gevolg van hun manier van leven, die leidt namelijk tot
chaos en ondergang…
Daarom roept Jezus op tot waakzaamheid omdat de mensenzoon komt op een
uur dat wij het niet verwachten! Dat betekent dat wij weer oplettend
moeten zijn op de tekenen van de tijd, op het doorbreken van de dodende
cirkelgang. Dan kan er een scheiding der geesten plaats vinden tussen
hen die ‘zien’ en mensen die genoegen nemen met de
voortgang van het vanzelfsprekende! Geweld tussen
|
volkeren,
uitbuiting van arme en onderdrukte mensen maakt hen tot
heersers en slaven, tot mensen van geweld die niet meer weten te
onderscheiden waar het op aan komt in onze wereld. Jesaja roept dat
vandaag op ene bijzondere manier bij ons wakker als hij zegt dat
oorlogstuig omgesmeed moet worden tot instrument van gerechtigheid en
vrede tussen de mensen. Het gaat om een nieuwe wereld die komen moet
waar plaats is voor allen en toekomst voor hen die klein gehouden
worden.
Alle volken zullen optrekken naar Sion, hun ogen weer richten op de
werkelijke bedoeling van onze aarde die een woonplaats voor allen moet
worden. De grote richtingwijzer naar die nieuwe wereld is de Wet, dat
boek met de verhalen en getuigenissen van mensen over een nieuwe en
andere wereld: ‘daar weten ze de route van de
vrede’.
Elk mens verlangt diep in zijn hart naar vrede op aarde en
gelijkwaardigheid van mensen, naar een gave en vredige wereld. Voor dat
toekomstperspectief maken wij in deze tijd van de Advent ruimte in ons
hart en in ons denken. Durven wij nog te dromen van een nieuwe wereld
en ernaar te verlangen of zijn wij afgestompt zoals de mensen in de
dagen van Noach? Hij ‘wandelde voor Gods ogen’,
liet zich gezeggen door Gods bedoelingen met de wereld. Hij doorbrak de
dodende cirkelgang. Zijn naam betekent ‘troost’.
Wie leeft zoals hij, bedacht op het woord van God, zal anderen redden
uit ondergang en chaos en een nieuw begin maken met onze wereld waarvan
de vredesduif het teken is! Laten wij onze levensgang omkeren en de
nieuwe dageraad verwachten, elke dag! Al zingende houden wij dat
visioen open voor elkaar. Amen
|
2e
zondag van de advent: Jesaja 11,1-10; Matteus 3,1-12 |
5
december 2010, Mies Singendonk OP |
In
de tijd van Johannes, Jezus en Matteus was het volk
Israel overgeleverd aan de grillen van allerlei machthebbers en hun
zetbazen. Wrede heersers en tirannen zorgden voor macht, orde en
netheid.
Dit soort tijden is nooit ver weg. Want hier en nu verandert een
misdadige wet jou als vreemdeling zonder papieren, ineens in een
crimineel. Door een overzichtelijke administratieve maatregel, die
verdeelt in een duidelijk wij en zij, lijkt het te lukken om de poorten
van hart en land gesloten te houden.
Johannes de Doper preekt met de hamer om de poorten tot de harten van
zijn toehoorders open te krijgen. Het evangelie vertelt dit niet, maar
ik stel me zo voor dat diegenen die dachten aan de goede kant van de
streep te staan, door Johannes flink uit hun comfort-zone werden
geschud. Wij zijn niet zoals zij daar, want wij zijn immers Abrahams
kinderen, denken ze, dus dat zit wel snor. Maar Johannes is niet zo erg
onder de indruk van al die kinderen van Abraham. Het betekent helemaal
níets om kind van Abraham te zijn. Pel die lagen
zelfvoldaanheid maar eerst eens af, neem een bad en wrijf je ogen uit.
Kom tot bezinning en luister dan naar hem die na mij komt. Zo wijst
Johannes van zichzelf af naar degene die in aantocht is en die het
Woord belichaamt: “Hij die sterker is dan ik”,
Jezus die het koninkrijk der hemelen naderbij brengt.
Johannes vertegenwoordigt net als in het visioen van Jesaja een
roepende stem. Roepend in de woestijn, in een onbewoonbaar gebied, in
onbewoonbare harten.
Toch wil Johannes tot die harten doordringen en doopt hij ieder die dat
wil in de Jordaan, opdat het Woord dat door Jezus belichaamd wordt,
gehoor vindt. En écht wordt gehoord: niet het ene oor in en
het andere weer uit. Maar gehoord, overdacht, verstaan en in het hart
bewaard. Om dan verkondigd en gedaan te worden. Opdat dit Woord
woestijn in bewoonbaar gebied verandert en deuren naar het hart open
gaan.
Wat er nodig is om de deuren van het hart te openen, zien we als we een
stukje terug gaan in het evangelie. Daar ontmoeten we Zacharias en
Elisabeth en Jozef en Maria. Zij zijn ieder op hun eigen manier
ontvankelijk geworden. Zij dragen vrucht en brengen Gods rijk naderbij.
Zij laten zich roepen en zij antwoorden ieder op hun eigen manier: hier
ben ik Heer.
Gehoor geven aan Gods roepende stem, dat ging en gaat nooit zonder
verlies van zekerheden. Zacharias, Elisabeth, Jozef en Maria, ieder van
hen moet een niet verwachte realiteit die in hun leven inbreekt,
aanvaarden. Aan ieder van hen wordt gevraagd vrucht te dragen en te
verwachten. Zo zien we de oude Elisabeth die zich ontvankelijk maakt
voor het niet meer verwachte, haar kind Johannes. En de oude Zacharias
die met stomheid is geslagen, weet u het nog? Net als zijn bejaarde
vrouw Elisabeth en haar jonge nicht Maria, verwacht hij. Zolang de
vrucht van het Woord moet rijpen in Zacharias, kan hij niet
verkondigen. Luisteren en overdenken, dat is wat hij moet doen. En dan
de jonge Maria die het onverwachte aanvaardt. Maria luistert met haar
hart en ontvangt het Woord onbevreesd. De enige keer dat wij haar horen
spreken, is wanneer zij zegt: hier ben ik Heer, uw Woord is veilig bij
mij.
Maria’s antwoord op haar roeping is voor ons van groot
belang. Het is immers de uitnodiging aan ons allen om te antwoorden:
hier ben ik, Heer.
Steunend op het visioen
van Jesaja en op de ervaring van zijn
familieleden, spoort Johannes zijn toehoorders aan om een nieuwe weg in
te slaan. Je te laten
|
omkeren
en je te laten meenemen een onbekend
gebied in. En daar samen een weg te banen. In navolging van anderen die
voorop zijn gegaan in verwachting van Gods rijk
Johannes ploegt de akker. En dan vervolgt het evangelieverhaal met
Jezus’ doop en beproeving in de woestijn. Jezus' openbare
optreden begint met de woorden: “Bekeert u, want genaderd is
het koninkrijk der hemelen”. Dat is ook het grote visioen van
Jesaja; dat zwaarden ploegijzers worden en dat wilde dieren samen
weiden met mestvee. Daar is de volheid van dat Koninkrijk een
realiteit, en zo klinkt dat in het slot van de eerste lezing:
Ze zullen geen kwaad doen
en geen verderf stichten op heel de berg van mijn heiligdom,-
want vervuld zal het land zijn van kennis van de Ene,
zoals wateren die de zee overdekken”.
Mooi. Maar toch, dat bekeren, hoe kunnen we dat denken? Het wordt ons
uitgelegd in psalm 72. Moge hij, staat daar, de koningszoon, moge hij
recht doen aan de zwakken, redding bieden aan de armen, moge hij de
armen en hen die om hulp roepen, bevrijden en hen verlossen uit
onderdrukking en geweld. Het zijn de gebogenen naar wie de zorg van de
Wet uitgaat, zingt het in de psalm. Want die gebogenen zijn geen
naamloos vee, in tegendeel, hun bloed is kostbaar in Gods ogen. Gods
eigen vlees en bloed.
Als wij bereid zijn ons te bekeren dan ontvangen ook wij Gods Wet in
onze handen en onze harten. Dan delen wij in het koningschap en dan is
de wet geen droge letter, maar levende realiteit in Gods rijk.
Het koninkrijk der hemelen, door Jezus aan ons aangeboden en
Johannes’aansporing je te laten omkeren, horen dus bij
elkaar. Daartoe dient bekering, dat de tegenstelling tussen hemel en
aarde opgeheven wordt. Zó bereiden we een weg voor de Heer.
Als u en ik ons laten aanspreken door degene die we vandaag en morgen
op onze dagelijkse gang tegenkomen, als we bereid zijn onze zekerheden
op te geven. Als wij een mens willen blijven zien in plaats van een
maatschappelijke outcast. De mens die op God lijkt, zoals een kind op
haar moeder. Als we in die “ sans papiers” een
broeder of zuster willen zien, dan maken we verbinding tussen hemel en
aarde.
Jaja, u en ik weten het. Dat koninkrijk is steeds op het punt om aan te
breken, maar het blijft ook steeds nét buiten ons bereik.
Daarover verzuchtte Gerard Reve in een knorrige dichtregel:
“Dat koninkrijk van U, weet U nog wel? Wordt dat nog
wat?”
Dat vragen U en ik zich ook wel eens af.
Zodra we het willen vastpakken of bezitten of conserveren of zuiver
willen houden, dan ontsnapt dat rijk ons. Maar het komt weer dichterbij
als wij ons durven laten aanspreken en ons laten overtuigen dat de
grond waarop wij staan heilige grond is, ook al lijkt het woestijn.
Wij kunnen Gods wet en Gods woord, die een en hetzelfde zijn, in ons
hart en in onze handen ontvangen, als we hier en nu, en morgen en
overmorgen onze voeten op heilige grond planten en daar vrucht dragen.
Dán bereiden we de weg voor de Heer. En als we dan achterom
kijken, dan blijkt dat Hij ons al die tijd gedragen heeft. En wij
elkaar.
|
3e
zondag van de advent: Jesaja 35,1-10; Matteus 11,2-11
|
12
december 2010, Ernst Marijnissen OP |
Je
zult maar slachtoffer zijn van omstandigheden, die je
krachten ver te boven gaan. Daar is een aardbeving. Je huis is verwoest
en je hebt niets meer. Een vulkaanuitbarsting en je moet alles verlaten
en gelaten afwachten wat er gebeuren gaat. Overstromingen, oorlogen,
genocide en je moet vluchten. Weg huis en haard, weg werk, vrienden en
beschutting. Asielzoekende en maar wachten en wachten, papieren en
formulieren, de verveling en de leegte van elke dag. En om ons heen
bijna dagelijks verdriet en teleurstelling door ziekte en tegenslag.
Alles anders dan je gedroomd hebt. En dan komt er iemand naar je toe
die zegt: kop op, de dagen komen dat je in een mooi huis woont, een
goede baan hebt. Er komt geen aardbeving meer en vulkaanuitbarstingen
horen tot het verleden. Je zult weer werk krijgen en van je ziekte word
je genezen. Dat werkt toch niet! Ga eens met zo’n boodschap
naar Haïti, een vluchtelingenkamp, een gevangenis waar je
gemarteld wordt, een bank die je kostbare spaargeld heeft weg
gespeculeerd! Als je goed hebt geluisterd naar die veel belovende
profetie van Jesaja, die in de eerste lezing heeft geklonken, en je
bent ook nog eens een mens, die met de grote en kleine samenleving is
bewogen: hoe reageer je dan op de deze Schriftwoorden? Ik denk dat de
grote meerderheid de schouders ophaalt, cynisch reageert of de
boodschapper van zo’n belofte weg hoont of vermoordt. De
kleinste groep zal wellicht het hoofd oprichten, wat verdwaasd of
vermoeid toehoren en zich aan een nieuw perspectief vastklampen. Zulke
mensen zijn naar mijn mening bevoorrecht, hoe groot de ellende, die hen
gevangen houdt, op dat moment ook is. Anders gezegd: wie de woorden en
beelden van Jesaja afwijst, om welke reden dan ook, zal de meerderheid
aan zijn zijde vinden. Maar wil de belofte handen en voeten krijgen
dán komen we uit bij een kleine groep. De stem van
bemoediging, die van Godswege over heel de aarde klinkt en blijft
klinken, wordt door weinigen vernomen en aanvaard. Juist
dáár ontstaan hoop en vertrouwen Jesaja is de
belichaming van zo’n kleine groep mensen. In de dagen dat hij
profeteerde was het volk Israël verstrooid en gedeporteerd
onder vreemde volkeren. Ze verlangden naar oude tijden, de terugkeer
naar Juda en Jerusalem, de opbouw van de tempel en de eredienst.
Vervreemding en heimwee maakten de mensen in ballingschap gevoelig voor
de beelden, die Jesaja gebruikt. De woestijn zal bloeien. De blinden
gaan zien, kreupelen zullen springen als een hert. Het lam ligt bij de
wolf, de koe bij de berin, het kind speelt met de slang. En wat denk je
van die heuvels, die worden ge¬slecht, en de dalen, die omhoog
komen? Wie verkeert in het diepe dal van de vertwijfeling wordt
opgeheven. Wie leeft op de toppen van angst, getraumatiseerd of
gefrustreerd is zal neerdalen tot een harmonieus bestaan.
Er is met zo'n profetie blijkbaar meer aan de hand dan zo maar een
belofte. Het gaat niet om propaganda en er staat meer op het spel dan
het bereiken van een hoge post in het politieke bedrijf of het
zakenleven. Het betreft iets dat komen móét! Het
is de bedoeling, dat ónze harten sneller gaan kloppen van
blijde verwachting. Ik zeg met nadruk onze harten. Want de woorden van
Jesaja zijn ook voor ons bedoeld. Ook wij behoren toch tot die kleine
groep, die bevrijd wil worden van dat gevoel van ontheemd en vervreemd
zijn. Ons kerkelijk erf is
veranderd, want verkild, vervallen en overwoekerd door
twijfels, seksschandalen, gebrek aan
|
voorgangers
en bijbelse
inspiratie. Maar...wát is dan de inhoud van die blijde
verwachting dat
wij ons weten aangesproken en nieuwe energie opdoen? Kun je die
verwachting invullen? Ik denk, dat we dat nu juist niet kunnen. Je
kunt het ook zo zeggen: we verwachten datgene wat we niet verwachten.
Daarom heeft Jezus zelf alleen in gelijkenissen gesproken over het
koninkrijk van God. Het is niet te vatten.Profeten begrijpen dat. Ze
weten dat zij ons op een leven wijzen met mogelijkheden, welke wij voor
onmogelijk houden. Daarom gebruiken ze beelden, waarvan wij zeggen dat
het wel fraai is, maar dat het uiteraard niet kan. Ik geef toe dat ook
de profeet niet de gestalte en de concrete inhoud kent van wat hij
verwacht. Maar hij profeteert vanuit zijn innerlijke en diepste
overtuiging datgene, wat hij niet verwacht, maar dat juist de zin van
zijn verwachting is. Hij is bereid zich volslagen door de komende
dingen te laten overdonderen. Sterker nog: hij moet dat uitschreeuwen
naar ons toe. De profeet heeft namelijk begrepen wat wij niet
aanvaarden, in ieder geval niet zo gemakkelijk. Namelijk het volgende:
niet wij maken de toekomst, waarbij God ons een handje helpt, maar God
maakt de toekomst, waarbij wij een beetje mogen en moeten helpen.
Daarom prijst Jezus Johannes de doper. Als deze wil weten of Jezus de
verwachte Messias is, zegt Jezus: gaat aan Johannes vertellen wat
jullie horen en zien. Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen
en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de blijde boodschap
verkondigd! Gelukkig is de mens, die aan mij geen aanstoot neemt. Jezus
stuurt aan Johannes het antwoord, dat in de bekende beelden van de
profeet Jesaja vertelt van de onmogelijke mogelijkheid en de
verwachting van het onverwachte. Een geweldige profeet is deze
Johannes, zegt Jezus. Van hem staat geschreven: zie, ik zend mijn bode
voor je uit, die de weg voor jouw komst zal bereiden.
Wat we niet verwacht hebben is gaande. Wat we onmogelijk achtten blijkt
mogelijk. Er is iets nieuws gaande. Zien we het of gaan we met dichte
ogen verder met onze dagelijkse bezigheden? Of laten we ons overspoelen
door tegenslagen en verdriet?
Er is iets nieuws gaande. Nu en van nu af aan laten we ons uitdagen om
te leren zien en ons vertrouwen te versterken. Eens verlieten mensen
hun huizen en trokken naar de Jordaan om Johannes de doper, de profeet,
te zien en te horen. Bij hen sluiten wij ons aan. En Jezus zal ons
vragen: waarom ben jij uitgetrokken? Om te kijken naar een rietstengel,
die met alle winden meewaait: een politicus? Een propagandist? Een
praatjesmaker? Neen? Maar waarheen ben jij dán uitgetrokken?
Naar de woonboulevard? De kerstmarkt? De kledingzaak? Bij voorkeur op
koopzondag? Ook niet? Maar waarom dan wél? Jezus ziet ons
aan en wij mompelen: we zijn uitgetrokken om de profeet te zien.
“Heel goed”, reageert Jezus. “Ik zal je
vertellen dat je dan heel wat meer hebt gezien. Johannes is de grootste
profeet van allemaal, want in hem horen jullie elke profetie en alle
profeten waarvan de Heilige Schriften spreken. Maar weet dan wel, dat
al die prachtige beelden, die verheven voorstellingen en die bezielende
visioenen niets voorstellen naast het kleinste plaatje van het echte
koninkrijk Gods. De woestijn zál bloeien!!
|
4de zondag van de advent: Jesaja
7,10-14; Matteus 1,18-24
|
19
december 2010, Antoon Boks OP |
Vindt
een van jullie dat Achaz uit de eerste lezing van
vandaag naar voren komt als een toonbeeld van geloof? We hebben toch
ook geleerd, dat we God niet op de proef mogen stellen door Hem om
bewijzen te vragen om in Hem te kunnen geloven. Als we slechts geloven
wanneer we tekenen krijgen dan toont dit dat we geen vast geloof hebben
in God! God, sprekend door Jesaja, nodigt Achaz uit om van Hem een
teken te vragen: "uit de diepte van de onderwereld of uit de hoogte
daarboven." Achaz weigert het: "Dat doe ik niet, ik stel de Heer niet
op de proef." Dat is toch mooi van Achaz, dat hij een groot geloof
heeft in God. Hij wil geen bewijzen van de kant van God, hij wil God
niet op de proef stellen.
Waarom ergert God zich dan toch zo aan Achaz? Doet hij niet wat goed
is? Nee, dat doet hij niet. Hij gebruikt een smoesje om zijn gebrek aan
geloof niet te laten zien. Hij is bang dat Syrië en
Israël zijn koninkrijk Juda gaan aanvallen. Hij staat op het
punt om een bondgenootschap aan te gaan met Assyrië om hem te
komen helpen. Jesaja wil dat Achaz voor de veiligheid van zijn land op
God vertrouwt in plaats van zijn bondgenoten en daarom nodigt hij hem
uit om een teken te vragen om Gods betrouwbaarheid te bewijzen. Maar
Achaz is bang en zijn angst wint het van zijn geloof. Hij wil geen
teken vragen, hij durft zijn eigen veiligheid en die van zijn land niet
in Gods handen te leggen. God beslist om hem toch een teken te geven:
"zie de jonge vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen en U
zult Hem de naam Emanuel geven."
Een heerser verwacht een aanval op zijn land door machtige vijanden en
een woordvoerder van God roept hem op om radicaal op God te vertrouwen.
Dan, als bewijs dat God door zal gaan om zijn natie te beschermen,
geeft Hij een zeker heel verassend teken: niet de steun van een leger,
maar de geboorte van een kind! God gaf een teken dat het huis van David
bewaard zou blijven en dat zou gebeuren door een kind, dat op de wereld
kwam om Gods trouw en bescherming te tonen.
Wat zouden wij in Achaz' plaats hebben gedaan? Toch maar een verbond
sluiten met het machtige Assyrië of vertrouwen op Gods woord,
dat Hij zich ondanks alle zichtbare bedreigingen zou houden aan Zijn
beloften? Het evangelie volgens Matteus weerspiegelt de overtuiging dat
het lange wachten van Israël op een Messias vervuld werd in
Jezus. God hield Zich aan Zijn woord, dat Hij had gesproken door Jesaja
en de andere profeten.
Hoe dat werkelijkheid werd was wel een verrassing voor Jozef. Laten we
eerlijk zijn: Alleen Matteus noemt zijn naam en schrijft over hem en na
het tweede hoofdstuk is hij nog verdwenen ook. We kunnen nergens lezen
dat hij iets zei maar hij moet echt wel overdonderd zijn geweest. Hij
zou met Maria gaan trouwen en waarschijnlijk zag hij uit naar een lang
en gelukkig leven met haar. Hij verwachtte zeker een gezin te stichten
met Maria, want hij kon haar en de kinderen
onderhouden als timmerman. Zouden dat niet zijn plannen zijn geweest?
Maar God had andere plannen voor hem en Maria.
|
In
hun eigen ogen en die van hun buren, waren ze eigenlijk getrouwd. En
toen kwam de verrassing. Maria vertelt een absurd klinkend verhaal over
hoe ze zwanger werd. Matteus zegt dat Jozef een rechtvaardige man was
en dat betekent dat hij de religieuze wetten onderhield. Een
gezagsgetrouwe Jood had in die tijd in het geval van overspel twee
mogelijkheden: een echtscheiding en zijn vrouw verstoten of haar tot de
dood toe stenigen. Dat was de wet en hij zou zich daaraan gehouden
hebben welke keuze hij ook maakte.
Maar onze verbazingwekkende God bezoekt Jozef in de gedaante van een
engel en vertelt hem zich niet aan de wet te houden, maar iets
onverwachts en barmhartigs te doen. "Jozef, zoon van David, wees niet
bang om Maria, uw vrouw bij u te nemen." Jozef zou het kind adopteren
en hem de naam Jezus geven. Dus als geadopteerd kind van Jozef zou
Jezus als familie van David de vervulling van de onmogelijke belofte
van God aan Achaz zijn. Om dit te onderstrepen citeert Matteus de door
Jesaja gedane belofte: Het kind is Emanuel, omdat in hem, God onder ons
aanwezig is.
Jozef spreekt niet in het evangelie van vandaag, maar hij is wel een
voorbeeld voor ons en alle gelovigen. Ondanks alle schijn van het
tegendeel, vertrouwt hij in tegenstelling tot Achaz op Gods Woord en
handelt er naar. Vandaag vieren we Jozef die de regels kende, maar nog
meer wist over de barmhartige God en daarnaar handelde. Hij beschermde
het leven van Maria en van het kind en was zo een instrument in Gods
plannen voor onze verlossing.
Jozef kreeg die boodschap in een droom, maar hij was geen dromer. Hij
geloofde in wat hij deed. Hij vertrouwde God. Dat moeten wij als
volgelingen ook doen: luisteren naar het Woord van God, vertrouwen en
dan handelen -ondanks de risico's – ook al gaat dat in tegen
alle gewoontes en tegen wat iedereen van ons verwacht.
Hoeveel keer staat er niet in de Schrift de aansporing om niet bang te
zijn? Als deze woorden tot ons gericht zijn dan betekent het niet
zoiets als: "Kop op, er is niets om bang voor te zijn. Integendeel als
we horen: "Wees niet bang" dan wordt dat gezegd tegen iemand die het
volste recht heeft om bang te zijn, maar die persoon krijgt ook de
verzekering dat God met ons is.
In alle omstandigheden van ons leven kunnen wij horen: "Vrees niet." De
problemen worden er niet minder door. Net als Achaz in onze eerste
lezing weten we wat er allemaal mis kan gaan, maar die woorden kunnen
ons toch een gevoel geven dat God dichtbij is in ons leven: Emanuel.
Dat geloof kan ons bij blijven ook als we eigenlijk geen uitweg meer
zien. Tijdens momenten van diepe twijfel en angst mogen we ons blijven
vasthouden aan Gods woord: Hij is met ons.
Laten wij doorgaan met ons vertrouwen op God. Vrees kan nooit de
overhand krijgen. Als we de Schriften blijven lezen dan lezen we steeds
weer de verzekering die God ons in Jezus gegeven heeft. Hij is en
blijft Emanuel, het concrete teken van Gods trouwe aanwezigheid in ons
midden.
|
Kerstnacht:
Jesaja 9,1-6; Lucas 2,1-14
|
24/25
december 2010, Antoon Boks OP |
De
verschijning
van de engel aan de herders in het veld komt bij elke kerstviering
terug. Kinderen maar ook grote mensen kennen de woorden van de engel
uit het hoofd: "Weest niet bevreesd..." Na het kalmeren van de angstige
herders blijft de engel tegen hen spreken en je hoort daarna hoe andere
engelen de even bekende woorden zingen: “Ere zij God in de
hoge
en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.”
Dat is een betere vertaling dan “mensen van goede
wil”, die
wij, ouderen, ons nog steeds herinneren van lang geleden. Want laten we
eerlijk zijn de herders vielen volgens de meeste mensen niet onder de
“mensen van goede wil”. Wel werd het goede nieuws
van de
geboorte van de Heiland om vrede en verlossing te brengen verkondigd
aan alle mensen.
Gelukkig maar, want bij niemand ten tijde van de geboorte van Jezus
stonden de herders in hoog aanzien. Laten we vooral geen soort devote
kerstkaart maken van deze scène uit dit evangelie. De aard
van
het werk van de herders en hun alsmaar onderweg zijn betekende dat ze
in de manier van denken van heel veel andere mensen een niet al te
beste levensstijl hadden. Op de herders van toen zouden de woorden van
de dissertatie van David van Ooijen van toepassing kunnen zijn. Bijna
niemand zou ze hebben geteld onder de vrome of zelfs maar nette mensen.
Ze waren vandaag hier en morgen weer weg en als er iets gestolen of
kapot gemaakt was, dan was de kans heel groot, dat zij daar de schuld
van kregen.
Het is natuurlijk niet voor niets, dat die oudere versie in de
Bijbelteksten niet meer gebruikt wordt. De vertaling: "Eer aan God in
de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft"
past ook veel beter bij wat Lucas in zijn versie van de Blijde
Boodschap duidelijk maakt. Iedere keer weer opnieuw zullen we daar
kunnen lezen dat precies de mensen waarvan we het helemaal niet zouden
verwachten het goede nieuws ontvangen. De herders zijn misschien de
meest onwaarschijnlijke kandidaten om als eerste het nieuws van het
genadig gebaar van God naar de mensen te ontvangen. Juist zij voelden
heel goed aan wanneer iets goeds naar hen toe kwam. Ze waren aan het
werk en hielden ‘s nachts de wacht over hun kudde. Ze waren
niet
aan het bidden en zongen ook echt geen psalmen. Toch worden zij omringd
door het goddelijke licht om geen andere reden dan dat God besloten had
dat zijn verlossing zou komen voor alle mensen hoe eenvoudig of miskend
ook. Op hen rust Gods gunst. Aan de buitenbeentjes en de uitgestotenen
wordt verlossing aangeboden en juist zij zijn degenen, die dat
begrijpen en het aanvaarden.
God is de bron van alle goedheid; Hij is ons goed gezind, zoals we niet
alleen deze kerstnacht in de evangelielezing horen; het heil, de
goedheid van God bereikt ieder van ons.
De vannacht gezongen passage uit Jesaja is een poëtisch
pareltje,
maar de mooie taal is niet in staat om al het lijden te verdoezelen, in
tegendeel het maakt
|
die
alleen maar
duidelijker. De profeet spreekt tegen mensen die het moeilijk hebben,
ze wonen in de schaduw van de dood, lijden onder het juk dat op hun
schouders drukt..., worden onderdrukt.
Maar nu komt er verandering in hun toestand, ze aanschouwen een groot
licht. Ze zullen lachen en juichen als op de dag van de oogst. God is
namens hen aan het werk en Hij is de bron van hun overvloedige vreugde
en grote blijdschap. Hoe heerlijk om Gods bevrijding te ervaren! God
kan ook ons verlossen van problemen en dan moeten we onszelf beloven om
het genadige handelen van God te blijven gedenken, iedere keer dat we
in de duisternis wandelen of wonen in de schaduw van de dood. We zullen
iedere keer weer aangemoedigd worden door onze herinnering aan Gods
hulp uit het verleden.
We vieren vannacht onze God, die in het verleden mensen verloste en dat
ook vannacht weer heel slagvaardig doet. Eens en voor altijd wordt de
somberheid opgeheven, want het licht is doorgedrongen in onze
duisternis. Het kind dat voor ons geboren is, is een teken dat God voor
ieder van ons actief is. Dat mogen we onthouden, vooral als we weer
geconfronteerd worden met tegenslagen in ons leven en denken dat we
Gods goedheid niet waardig zijn. Deze viering gaat niet over hoe God
ons beloont omdat wij mensen van goede wil zijn. Integendeel, het gaat
er over dat God zijn welbehagen al bewezen heeft bij de geboorte van
het kind, dat Jesaja heeft beloofd. Waar somberheid en duisternis
heerste, is dat veranderd in feest en viering. Zoals we hoorden dat
zwaarden omgesmeed werden tot ploegijzers.
Onze religieuze taal kan abstract klinken. Woorden als
‘redding',
'verlossing', 'Koninkrijk van God’,
‘genade’ zijn van
die woorden waar we ons moeilijk een beeld van kunnen vormen en nog
minder kunnen omschrijven en dat geldt niet alleen voor niet-gelovigen,
maar ook voor ons allemaal. De Bijbel vertelt van genade, God probeert
ons vrij te maken, wil ons oprichten uit onze staat van slaven en
vergeeft voortdurend iedere zondaar, die berouw heeft. Alsof dat nog
niet genoeg is, vieren we vanavond hoe ver God bereid is te gaan om aan
ons te laten zien hoe genade eruit ziet.
Zoals de zeebodem bedekt is met water zo zal de aarde met vrede bedekt
zijn, want een Kind is ons geboren, een zoon ons gegeven. God is
Vader-voor-eeuwig, Koning van de vrede. God, onbedwingbaar. God heeft
aan de genade een menselijk gezicht te geven in Jezus Christus, die
zichzelf heeft gegeven voor ons om ons te verlossen. Wat is het effect
van de verschijning van de genade in Jezus? Wij zijn uitgegroeid tot
nieuwe mensen, die staan te popelen om te doen wat goed is. Hoe heeft
die verandering kunnen gebeuren in ons?
Het moge vannacht duidelijk zijn en ik herhaal het nog een keer: de
genade van God is verschenen voor alle mensen die hij liefheeft en dat
betekent, dat God voor ieder van ons mens is geworden. Amen.
|
1e
Kerstdag: Johannes 1,1-18
|
25
december 2010, André Lascaris OP |
Woorden
kunnen
helen en kapotmaken. Ze kunnen afbreken en opbouwen, troost geven en
verdrietig maken. Ze kunnen inspireren en depressief maken. Maar weet U
wat het ergste is: het is ook mogelijk dat er geen woord is, er geen
woord tot jou gericht wordt. Dat er gedaan wordt of je lucht bent. Je
probeert te laten merken dat je er bent. Maar mensen om je heen kijken
je niet eens aan, laat staan dat ze je bij hun gesprek betrekken. Ze
reageren niet op wat jij zegt, doen net alsof er niets gezegd is,
kortom ze doen alsof je niet bestaat. Ik weet niet of u zelf wel eens
in die positie geweest bent of iemand in die positie gebracht heeft. Ik
heb ooit wel eens een dronken man die mij lastig viel, zo behandeld
– ik doe dat nooit meer, de man werd razend, en terecht.
Wat ik ervan geleerd heb is dat woorden, dat het spreken, scheppend is.
Als je niet wordt aangesproken besta je niet. En omgekeerd: als je
wordt aangesproken of er wordt naar je geluisterd, dan ben je, ontsta
je, word je geschapen. Anderen kunnen de vreselijkste dingen tegen je
zeggen, je beledigen, kwetsen, pijn doen, maar dat alles is beter dan
dat er gedaan wordt alsof je lucht bent. Dat anderen je pijn doen
betekent in elk geval dat je bestaat en dat je bestaan wordt erkend.
Daarom kunnen we begrijpen dat het leidend beginsel van alles (wat de
Bijbel aangeeft met ‘in den beginne’) het woord,
het
spreken is. Spreken is scheppend, doet je ontstaan, maakt je tot een
persoon, maakt je tot een ik. We zijn geen boeddhisten voor wie er geen
‘ik’ bestaat, we leven niet in de stilte van het
niets. We
zijn geen “mensen die zeggen ‘het’ te
weten”,
zoals de ‘gnostici’ uit de eerste eeuwen van het
christendom en moderne denkers, die God het
‘Zwijgen’
noemden. We worden gedragen door het spreken. De stilte dient dan om
beter te kunnen luisteren naar het spreken en om beter te spreken.
In de tijd dat Jezus leefde, werd bij het woord van God vooral gedacht
aan de ‘wet’, het geheel van richtingwijzers, de
Thora.
Johannes zegt dat het Woord, dat in en bij en van God is, mens is
geworden, in Jezus van Nazareth. God woont in hem
|
tussen
de mensen, en dat woord is vol van genade en waarheid, genade en
trouw..
Dat woord ligt niet vast in een boek, in de Bijbel of in de Koran of in
een oud of nieuw wetenschappelijk werk. Het spreken van God, het woord
van God, is nu aanwezig in een levend mens, niet in de dode teksten van
boeken waar het eerst nog tot leven gewekt moet worden, vaak door te
zoeken naar een toepassing van wat in het verleden gebeurd is op het
heden. Dan moet je een conflict over voorrang in het verkeer oplossen
door bijvoorbeeld te verwijzen naar een middeleeuws verhaal van twee
mensen die ieder met een ezelswagen elkaar ooit hinderden.
Hoe je nu moet leven, hoe je naar de toekomst kunt gaan en hoe je naar
het verleden kunt kijken, leer je door in de geest van Jezus te leven.
Want wie vertrouwt dat Jezus vol is van het woord en hem zo aanvaardt
als leider en voorman van je geloof en vertrouwen, wordt zelf kind van
God, zoon of dochter van God. Want we vieren niet alleen vandaag de
geboorte van Jezus ongeveer 2000 jaar geleden ergens in
Galliër,
we vieren ook onze eigen geboorte als zoon en dochter van God, die
vertrouwde bondgenoten zijn van God. We zijn woorddragers van God. En
als we als zodanig iets doen of beslissen, zullen we ons op het goede
pad bevinden en is onze mening betrouwbaar. We zijn zelf geroepen Woord
van God te zijn, gezamenlijk en afzonderlijk.
Mogen we elkaar verlokken elkaar aan te spreken, maar ook vreemden aan
te spreken, mensen voor wie we misschien bang zijn omdat ze anders
zijn.
Mogen we elkaar opbouwende, helende, troostende woorden zeggen, die tot
leven wekken en nieuwe mensen in de geest van Jezus geboren doen
worden.
Mogen we zelf zulke woorden ontvangen zodat we leven met de energie van
kleine kinderen en met de wijsheid van volwassenen.
Moge ons spreken vrede en gerechtigheid brengen deze kerstmis, elke dag
van het komende jaar, thuis en in de grote wereld. Zalig Kerstmis
|
De
vlucht naar Egypte: Kollossenzen 3,12-17; Mat 2,13-15.19-23
|
26
december 2010, Paul Minke OP |
Wanneer
een jood of een christen, die met de Bijbel
vertrouwd is in de Bijbel het woord Egypte leest of hoort, dat denkt
hij niet aan het land dat ligt aan de Middellandse zee, maar aan het
slavenland, waar onze voorvaderen als slaven dienden onder het juk van
de farao. Heel de geschiedenis van de exodus staat hem dan voor ogen
vanaf Mozes, gered van de kindermoord op bevel van de farao - u weet
wel het verhaal van het rieten mandje in de Nijl - tot en met de
uittocht uit het slavenhuis en de doortocht door de rode zee onder
diezelfde Mozes, door God geroepen om zijn volk te bevrijden. Dit
exodusverhaal van onderdrukking naar bevrijding is precies wat Matteus
beoogde toen hij het woord Egypte, tot viermaal toe neerschreef.
Matteus schreef geen geschiedenis maar een geloofsverhaal en een
boodschap. Hij schreef geen ooggetuigenverslag maar een
geloofsbelijdenis Hij wil voor zijn gehoor en lezers getuigen, dat
Jezus de nieuwe Mozes is die van Godswege gezonden is om de wereld te
bevrijden. Tegen deze achtergrond is het citaat in het verhaal over de
vlucht naar Egypte te verstaan wanneer Matteus de woorden van de
profeet Hosea in herinnering roept: Hij bleef in Egypte opdat in
vervulling zou gaan wat de Heer gesproken heeft door de profeet: Ik heb
mijn zoon geroepen uit Egypte. Zoals eertijds Mozes het volk wegvoerde
uit het slavenhuis en vernedering zo zal Jezus, de nieuwe Mozes, de
wereld bevrijden uit haar slavenhuis en voeren naar het Land van
Belofte, naar een Rijk vol vrede en gerechtigheid.
Het Bijbelse Egypte staat voor vernedering, onderdrukking en onrecht,
dat het Godsvolk toen en nu wereldwijd wordt aangedaan door de
machthebbers enerzijds maar ook anderzijds voor uitbuiting, corruptie,
schaamteloze verrijking, voor verslaving aan macht, rijkdom, bezit,
drugs en vele andere vormen. In die wereld is Jezus binnengetreden,
kwetsbaar, klein en weerloos. Al vanaf zijn geboorte bedreigd en
opgejaagd, eerst naar Egypte, dan terug naar Bethlehem waar volgens
Matteus Jozef, Maria en Jezus woonden maar vandaar weer uit vrees voor
Archelaus uiteindelijk naar Nazaret. Het is Jozef, die het kind en zijn
moeder in bescherming neemt, zoals het eertijds ook Jozef, de zoon van
Jacob, het was, die zijn vader en zijn elf broers in bescherming
genomen heeft in Egypte. Jozef, die geen seconde aarzelde, toen het hem
in een droom duidelijk werd dat het kind in gevaar verkeerde. Hij stond
op en week in de nacht. Dat dromen zo'n grote rol spelen in het leven
van Jozef zal wellicht ook zijn om de overeenkomst met Jozef uit het
Oude Testament te laten zien. Want evengoed kun je zeggen, dat Jozef
klaarwakker was en waakzaam en bij machte was de tekenen van het gevaar
en de bedreiging te op te merken.
|
Verhalenderwijs
belijdt
Matteus in zijn kindheidsverhalen van Jezus, dat deze Jezus vanaf zijn
geboorte deelde in het lot van armen en vluchtelingen, in het lot van
vernederden en ontheemden, in het lot van ongetelden thuislozen. Allen
mensen, die overgeleverd zijn aan gewelddadige machthebbers.
Het moet voor Maria en Jozef hoogstverwarrend geweest zijn, alles wat
hen overkwam, als we bedenken met wat voor hoopvolle woorden de
geboorte aangekondigd is, eerst aan Maria: Hij zal een groot man zijn
en zoon van de allerhoogste genoemd worden; en dan aan Jozef: "U moet
hem de naam Jezus geven want hij is degene die zijn volk zal redden uit
hun zondig leven." Voor ons is het wellicht ook verwarrend in deze zin,
dat wij Jezus meer zien als verlosser, bevrijder of redder, genezer of
wonderdoener van wie wij vele en grote verwachtingen hebben, en hem
daarop aanroepen dan als een geëngageerde mens met de kleinen,
de weerlozen, de ongetelden, mededrager van hun lot, hun pijn,
verdriet, hun leed en angsten mede delend in hun gevoelens van
machteloosheid, radeloosheid en hopeloosheid. Toch kan het een
krachtige bemoediging zijn in eigen droefheid en leed zo Jezus te zien
als bond- en lotgenoot. Hij schept dan ruimte in je benauwdheid.
Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte. Strikt genomen spreekt de profeet
over het volk, dat in verdrukking leeft. Ik wil het nu zo verstaan, dat
wij geroepen zijn uit het slavenhuis om als nieuwe mensen met
perspectief en hoop en vertrouwen op weg te gaan, bekleed als Gods
heilige en geliefde uitverkorenen met tedere ontferming, goedheid,
deemoed, zachtheid en geduld, zoals Paulus ons aanspoorde in de eerste
lezing. De komst van Jezus in onze wereld mag in ons leven niet
onopgemerkt blijven. Al lijkt de wereld tot op de dag van vandaag zijn
gang te gaan alsof er niets gebeurd is, wij trachten toch in navolging
van Matteus en Paulus en zo velen getuigenis af te leggen van het feit,
God in zijn zoon Jezus Christus ons mensen nabij gekomen is. Vandaar
dat Paulus zegt: zingt voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen
en liederen, ingegeven door de Geest. En al wat gij doet in woord en
werk doet alles in de naam van Jezus, de Heer.
Jozef wordt geleid door een droom, waarin Gods boodschap doorklonk en
dat in een wereld waarin mensen het voorzien hadden op een kind en hij
handelde zonder aarzelen. Hij geloofde zijn dromen. Ook wij worden
geleid door een droom, een heerlijk visioen ook in een wereld, waarin
mensen het voorzien hebben op weerlozen. Toch, wij geloven in onze
droom. Laat ons handelen zonder aarzelen. Amen.
|
Oudjaar
: psalm 65
|
31
december 2010, Henk Jongerius OP |
Als
je terugziet op het jaar dat zijn einde nadert, kun je in de
ver-leiding komen om helemaal niets te verwachten van het jaar dat
komt! Want wat is er terechtgekomen van onze hoop op vrede en welzijn
voor velen? De oorlogen gaan onverminderd verder en nog steeds zijn er
mensen op de vlucht, wordt er met geweld onderdrukt en komen kleine
mensen niet tot hun recht? Er is bijna geen reden te bedenken waarom
het in 2011 anders zou gaan….
Ik denk dat er heel veel mensen zijn die zo denken. Zij verkeren in een
soort doemdenken, in een vicieuze cirkel waar het gezegde opgeld doet
dat er ‘niets nieuws onder de zon is’ en de wereld
doordraait als een rad van avontuur.
Als er iets is waar het Bijbels getuigenis zich tegen verzet dan is het
wel dit negatieve denken. Het wordt ‘chaos’ en
‘duisternis’ genoemd maar is nooit het laatste,
want er staat tegenover er vanaf het begin een stem is die roept. Wij
worden telkens weer geroepen om het duister te verlaten en ons te
openen voor het licht dat opgaat. En wie zich opent voor dat licht zal
nieuw geboren worden, hoorden wij. Hoe doen wij dat?
De prachtige psalm 65 die wij gezongen hebben wijst ons een weg. Het
zal erop aankomen dat wij in het duister van onze dagen de stilte weer
een kans geven, zoals op dit moment die jonge mensen doen in Rotterdam.
In de verstilling kan het besef in ons geboren worden dat niet wij het
zijn die het leven kunnen maken of breken maar dat er een
wereld voor ons gemaakt is waar wij
veilig kunnen
|
wonen.
Die wereld
wordt getekend door de tegenwoordigheid en de creatieve kracht van God,
de hand die ons draagt en opnieuw geboren doet worden. Johannes zegt
het op een heel bijzondere manier: ‘niet langs de weg van het
bloed, niet door de begeerte van het vlees of door mannelijk streven,
maar als een gave van God’.
Als wij alleen van onszelf uitgaan, leven wij in een duistere en
vicieuze cirkel waarin niets nieuws gebeurt, maar als wij ons laten
gezeggen door het woord dat tot ons klinkt gaat er een nieuwe wereld
open die vol is van vruchtbaarheid. Het lied zingt van de grote
overvloed die er in dat land van melk en honing zal zijn.
Vanavond worden wij uitgenodigd om in de geest van de Psalm te zien hoe
het jaar gekroond wordt door Gods gaven. En wat zij die gaven anders
dan de krachten van hoop en vertrouwen in ons op een andere en betere
wereld?
Daar waar wij ons laten aanspreken en gezeggen door de woorden van de
Schrift is het nieuwe leven al in ons begonnen want wij zullen niet
langer kijken naar een wereld die doordraait, maar naar de kleine
tekenen van vertrouwen, hoop en liefde die onder mensen gevonden
worden. Daar begint een andere wereld, daar worden wij nieuwe mensen.
Terugkijkend naar het voorbije jaar hebben wij er wellicht al de
tekenen van gezien. Het nieuwe jaar mogen wij ingaan in de verwachting
dat de Eeuwige met ons gaat die heeft gezegd: ‘Zie, Ik maak
alles nieuw’. Hij moge zijn aangezicht over ons doen lichten
en toekomst geven, elke dag opnieuw.
|
Nieuwjaar: Lucas 2,15-21
|
1
januari 2011, Ernst Marijnissen OP |
De
herders op
het veld bij Bethlehem werden volkomen overrompeld. Want opeens, zonder
dat een mens het vermoedt of afdwingt, verschijnt de heerlijkheid van
de Eeuwige. Lucas, die voor niet-joden schrijft, vertelt dat in het
beeld van engelen, die bekendmaken dat eindelijk hij is geboren, die
zolang was voorzegd en al eeuwen werd verwacht: de Messias is geboren.
Maar wat wij christenen wellicht niet of nauwelijks weten begrijpt een
Jood direct. Lucas, die een Jood was, spreekt van de schekinah, de
wolk, die de aanwezigheid en het handelen van God bij de mensen
symboliseert. De bijbel verhaalt van deze wolk, dit verschijnen van een
God, die heelt en heil brengt, bij de tocht van Israël door de
woes¬tijn, bij de inwijding van de tempel van Salomo, bij het
gesprek van Jezus met Mozes en Elia op de berg Tabor. Deze wolk vertelt
ons dat niet wij maar de Eeuwige de gang van het heel maken en het
bevrijden van onze samenleving ter hand neemt. Soms klinkt er een stem
uit die wolk zoals in die koude nacht op het veld: heden is in de stad
van David jullie een verlosser geboren. Hij is de Messias! Natuurlijk
raken de herders overstuur bij deze goddelijke aanwezigheid en dit hoge
spreken. Zo is het ook Israël vergaan toen het de wolk zag
neerdalen op de Sinaï, en de stem klonk: Ik ben de Eeuwige,
júllie God! Ik heb jullie weggeleid uit het slavenhuis! Zo
verging het de leerlingen op de Tabor, toen diezelfde stem klonk:
déze is mijn liefste zoon, hoort naar hem! Als de wolk
verschijnt ontmoeten twee werelden elkaar: de wereld die de mens
probeert te maken, én de wereld, welke God voor ogen staat.
Daar
moeten we soms bij slikken en daarom wordt er ook gezegd: weest niet
bang! Het gaat namelijk om leven, toekomst en ruimte, niet om dood en
vernietiging. Toch is het waarschijnlijk dat de herders het meest zijn
geschrokken van de boodschap zelf: de Messias is geboren!
De Messias is geboren! Ik heb soms wel eens de indruk dat het ons
christenen niet zoveel doet. Ja, met kerstmis vieren we de
ge¬boorte van een kind, en Jezus is zijn naam. Dat weten we nog
wel. Maar is dat zo opmerkelijk? Er zijn in de loop van de geschiedenis
toch talloze mannen en vrouwen geboren, die evenals Jezus wonderen van
goedheid hebben bewerkt, grote tekenen van mensenliefde hebben gesteld,
geleden hebben voor hun politieke overtuigingen, en gemarteld zijn om
hun godsdienst. En dat is nog steeds zo. Als je het evangelie leest als
het
|
levensverhaal
van een goed en wijs mens, kom je nooit bij de blijde boodschap uit.
De blijde boodschap aan de herders is dat de Messias is geboren. Daarom
zegt iedere evangelist dat hij de blijde boodschap verkondigt dat Jezus
de Christus is. Dat na twee-duizend jaar moeizaam geloven in voor -
messiaanse tijden, op een klein stukje aarde, het land van
Israël,
eindelijk de vliezen van Wet en Profeten gebroken zijn, en een kind
hebben gebaard, dat de lang verwachte Messias van God is. Dat met zijn
komst een wereldwijd godsvolk wordt geboren. Wij noemen hem daarom de
Christus. Jij bent de Messias belijdt Petrus namens ons allen. Beide
namen betekenen Gezalfde. Christus is geen achternaam, zoals velen
denken, maar een titel en een signaal van Godswege! De Gezalf-de van
God is zijn beeld, zijn stem, zijn woord, zijn daad, kortom:
hét
beeld en dé gelijkenis van de Eeuwige: dé zoon.
De
liefste, gelijk Jozef dat was voor Jakob! Met de komst van de Messias
is de wereld een nieuwe toekomst ingegaan. Niet wij zullen bepalen wat
goed is maar de Eeuwige, want dat stijgt ver uit boven de mogelijkheden
van ons den¬ken, ons technisch vernuft en onze speculaties. De
komst van de Messias betekent dat maar één
verhaal zal
standhouden. Gods heerschappij van vrede en geweldloosheid zal altijd
weer alle menselijke verhalen, beschouwingen, theorieën, en
uitvindingen achterhalen en voorbijstreven. Daarom horen we samen met
de herders de blijde boodschap: er is ons een ver¬losser
geboren,
de Messias van de Eeuwige. Daarom worden de herders in de 'nacht van
het niet weten' aangesproken. Daarom worden wíj
aangesproken.
Daarom gaan de herders zien. Daarom gaan wíj zien. Wij
willen,
ja moeten weten dat het waar is. Want wij zijn geroe¬pen niet
alleen om herders en hoeders te zijn van hen, die met ons geloven, maar
vooral van hen, die daarbuiten staan. Zo mo¬gen we onze wereld
duidelijk maken, dat God bekommerd is om heel onze samenleving en om
ieder mens persoonlijk, die daarvan deel uit maakt
. In die zin hopen wij toch, zusters en broeders, dat wij dit nieuwe
jaar gezegend worden, zodat we noch onszelf verloochenen noch anderen
laten vallen. Dat we werkelijk zien wat er in mensen leeft en omgaat.
Dat wij ieder, die wij ontmoeten en met onze mogelijkheden kunnen
helpen, van dienst zijn. Een nieuw jaar om het weer te proberen. Een
gezegend jaar!
|
Openbaring
des Heren: Jesaja 60,1-6; Matteus 2,1-12
|
2
januari 2011, Antoon Boks OP |
Zusters
en Broeders,
We hebben weer een keer de geboorte van de Koning van de vrede gevierd.
Velen van ons hebben gestaan bij de kribbe van Jezus en gebeden om
vrede voor onszelf, onze families en de wereld. Maar hebben we voordat
we de kerststal verlieten ook die Wijzen gezien die daarachter in de
rij stonden? Zij zijn de laatkomers, die lang onder weg waren geweest;
ze hebben veel achtergelaten en moeten nog lang verder voordat ze
eindelijk kunnen gaan rusten. Ik heb zo het idee, dat ze geen vrede
hadden in hun doen en laten voordat ze op tocht gingen –
anders waren ze er toch nooit aan begonnen. Toen ze weer thuis kwamen,
"langs een andere weg," werden ze toen herkend als de wijzen, die ze al
die tijd waren geweest? Nadat ze toch wel een heel aparte ervaring
hadden meegemaakt?
In Gods wijsheid werd een geheim plan zichtbaar voor de vroege Kerk en
nu ook voor ons: God maakte heidenen en Joden tot mede-erfgenamen; ze
deelden beiden in de vervulling van de beloften van God in Jezus
Christus.
God had wel een volk uitverkoren, maar dat was niet omdat ze beter
waren dan de anderen, maar omdat ze voor die anderen konden zorgen. We
moeten lichten zijn die de moderne wijzen, zoekers naar Christus moeten
leiden. Terwijl God zeker werkt onder alle mensen van welk geloof ze
ook zijn en zelfs onder de ongelovigen, geloven wij dat wij in Jezus de
rijkdom van de waarheid bezitten, die we, als we daartoe de kans
krijgen met andere mensen, die daarin geïnteresseerd zijn,
moeten delen.
Vandaag op het feest van de Openbaring des Heren mogen of moeten we ons
afvragen: of ons leven het licht weerkaatst, dat we in Christus hebben
ontvangen? Zien de anderen ons als vergevingsgezinde mensen? Als
vredestichters? Precies ook in de donkere tijden van racisme en
armoede? Om het samen te vatten zijn wij in een donkere wereld het
licht dat andere mensen leidt naar Christus? Jezus zit weer aan de
rechterhand van God in de hemel. Hij is niet langer zichtbaar
– tenzij door zijn leerlingen, die hun licht laten schijnen
zodat zijn aanwezigheid bij ons blijft.
De lezingen zijn vandaag duidelijk genoeg: Gods genade kan niet beperkt
blijven tot een paar gelukkige mensen. De wijzen begrepen dat de
volwassen Jezus zou leven en sterven voor zondaars en tollenaars en dat
armen en heidenen zouden worden aangetrokken door Jezus en aan zijn
tafel zouden worden uitgenodigd.
Vandaag kijken we naar de Wijzen en kunnen we elkaar misschien
toewensen: "Moge de onrust van de Heer met je zijn." Terwijl heel veel
mensen vrede nodig hebben mogen we in deze Eucharistie bidden dat een
aantal van ons minder zelfgenoegzaam is, minder vastgeroest. Misschien
zou voor verschillende mensen onrust een betere zegen zijn.
In het begin van de evangelielezing zijn de Wijzen de sleutelfiguren.
Zij schijnen keurig bij de stal te passen, maar zij keken steeds weer
in de nacht naar de donkere hemel en zochten naar tekens. Ze waren
rusteloos; zij waren onderzoekers. Zij waren niet tevreden met hun
leven, anders zouden ze niet de ster zijn gevolgd? In plaats daarvan
verwachten ze meer, al wisten ze niet waar ze naar op zoek
waren. Lijken wij een beetje
op hen? Hebben we ooit
ons oude leven en onze vroegere manieren
achter
ons gelaten, ook al wisten we niet zeker waar we naar op zoek waren?
Wisten we wel dat het leven meer te
|
bieden,
meer betekenis had? We
begonnen te zoeken – zo waren we één
van de moderne wijzen die een licht in het donker zagen en benieuwd
waren waar het naar zou kunnen leiden.
Of misschien werden we er wel door de omstandigheden toe gedwongen. De
grond werd onder onze voeten uit gehaald. Onze plannen waren
verbrijzeld en we hadden dat eens zo veilige gevoelde leven niet meer.
We moesten het achter laten. Wat ook de reden was, eigen keuze of
gedwongen, we sloegen aan het reizen met vragen. Waar zochten we naar?
Waren we zeker dat we zouden vinden waar we naar op zoek waren. We
wisten wel dat het heden donker was en dat de toekomst onzeker was.
Hadden de Wijzen wel zekerheid toen ze op weg gingen? Er waren
hoopvolle tekens. Een licht leidde hen door de duisternis. Het licht
leidde hen naar hun doel; soms noemen we dat het licht aan het eind van
de tunnel. Wat voor licht hebben wij in onze duisternis en bij onze
vragen? Het feit dat wij hier vandaag samen Eucharistie vieren zegt dat
wij licht zien, waar we ondanks de duisternis in onze wereld op
vertrouwen. Wij vertrouwen ons toe aan dat licht omdat we al zo ver
zijn gekomen dat die rust ons wacht met nieuw leven.
De wijzen waren wijs, ook al zullen veel van hun tijdgenoten hen voor
dwaas hebben uitgemaakt. Familie, vrienden en buren zullen heel wat
vragen gesteld hebben toen ze hun reis begonnen. “Waar ga je
naar toe?” “Ben je gek!” “Je
zult de weg kwijt raken!” Ze hadden geen tom-tom. Onderweg
stelden ze vragen en gaven daarmee toe dat ze hulp nodig hadden. Zij
stelden soms vragen aan de meest onwaarschijnlijke mensen zoals Herodes
en de godsdienstige leiders. Schijnbaar boden Herodes en zijn omgeving
hun hulp aan, maar zelf deden ze geen van allen iets – zij
bleven waar ze waren. Al kwam Herodes wel snel met een slecht plan op
de proppen.
Wij kunnen en moeten ook op onze reis door de duisternis vragen stellen
aan mensen met ervaring, die we wijs vinden. Wij zullen hopelijk van
hun antwoorden leren. De Wijzen werden gewaarschuwd in een droom. Zij
voelden aan dat Iemand aan hun kant stond. God laat zoekers niet zo
maar achter. Het was een vreemde en onbekende tocht en ze keerden als
andere mensen naar huis terug. En ik wed, dat toen zij terugkeerden,
hun omgeving anders was geworden. Herkenden de mensen hen nog of vonden
ze hen verschillend, veranderd of raar?
We danken onder deze Eucharistieviering dat we op onze weg ons geloof
als een licht hebben in een donkere onzekere vragenstellende en ziek
makende tijd. In die duisternis is ons geloof steeds het leidende licht
geweest. We danken in deze Eucharistie al die mensen die bewust of
onbewust ons inzicht geven op onze levensweg. We zijn dankbaar voor de
wijsheid die we ontvangen, die ons helpt om in de duisternis te kunnen
kijken.
We bidden vandaag ook voor onszelf omdat allerlei mensen, kinderen,
familie, vrienden medewerkers op ons vertrouwen. We bidden dat we voor
hen een licht kunnen zijn als zij zover komen, dat ze ons vragen
stellen, omdat ze belangrijke beslissingen willen nemen en op reis
willen gaan, want zo zijn we samen met hen als de Wijzen, Gods volk
onderweg.
|
De
Doop van de Heer: Jesaja 42,1-7; Matteus 3,13-17
|
9
januari 2011, André Lascaris OP |
Wanneer
wij in de krant zouden lezen dat iemand benoemd
is tot ‘zoon van God’ zouden wij zeer verbaasd te
zijn. We zouden onze wenkbrauwen fronsen en misschien wel een protest
sturen per e-mail of twitter of facebook of via een ingezonden brief.
Toen de evangelist Matteüs zijn verhaal schreef over de doop
van Jezus, waren zijn lezers niet zo verbaasd. Zij waren meer dan wij
gewend aan de titel ‘zoon van God’. De koning van
Juda en Israël werd immers al heel lang ‘zoon van
God’ genoemd. En dat gold ook voor heel het volk: dat volk
was ‘zoon van God’. Matteüs concentreert
alles wat er over de koning en over het volk gezegd wordt in de figuur
van Jezus.
‘Zoon van God’ is kennelijk een taak, een functie,
een opdracht, een roeping. Die opdracht vinden we geformuleerd onder
anderen in de eerste lezing uit de profeet Jesaja. Hij zal recht
brengen. Hij zal ieder mens tot zijn recht laten komen. Een paar dagen
geleden las ik nog dat veel mensen ontevreden zijn over hun leven. Ze
hebben het gevoel dat hun geen recht gedaan is, en dat het leven
onrechtvaardig is geweest voor hen. Het volk, en zijn koning, moeten
juist zorgen dat ieder mens tot volheid komt. Hij moet dat bovendien
doen op een bepaalde manier: niet door geweld en macht en gewelddadig
taalgebruik, niet door zwakke mensen nog verder te verzwakken, maar in
tegendeel mensen te bevestigen en het gevoel te geven dat zij de moeite
waard zijn. Hij moet mensen leren zien waar het geluk te vinden is, dat
God de volheid van hun leven is, en dat ze hun volheid kunnen delen met
anderen. Hij of zij, het hele volk, moet aan andere mensen op deze
wereld, aan andere volkeren, laten zien wat het betekent te leven met
God, en te leven in rechte verhoudingen.
De zoon van God vertegenwoordigt God. Het is een beetje zoals wanneer
de ouders overlijden of niet meer in staat zijn beslissingen te nemen,
dan nemen hun kinderen hun taken over. Alles wat nog niet is afgewerkt,
werken zij af. Zij vertegenwoordigen hun overleden ouders of afwezige
ouders. Zij doen alles zoveel mogelijk in overeenkomst met de wensen
van hun ouders. In de tijd van het oude Israël en van Jezus
was het al te was het altijd de zoon die de belangen behartigt de van
zijn ouders. Maar natuurlijk kan ook een vrouw zoon van God zijn. Een
zoon van God vertegenwoordigt God bij de mensen en de mensen bij God.
God is aanwezig bij de mensen door zijn zoon. Deze vertegenwoordigt
hem, en doet wat God wil. Hij weet ook wat God wil: recht doen.
|
Vandaag
wordt ons
verteld, ons geopenbaard, dat Jezus de opvolger is van de koning en het
volk van Israël en bij uitstek de vertegenwoordiger is van
God. In hem is God aanwezig. In hem woont God, zo zal later gezegd
worden. Hij is het woord van God. En is onze voorspraak.
Dat hij zoon van God is als opvolger van de koning en van het volk,
drukt Matteüs uit doordat Jezus zich laat dopen door Johannes.
In de laatste 2000 jaar is er nogal wat veranderd in de doop praktijk.
1k heb in Ierland een half jaar geleden een doopdienst meegemaakt van
de Anglicaanse kerk. Het viel me op dat het kind nauwelijks met water
in aanraking kwam: de voorganger legde zijn hand zijn natte hand op het
voorhoofd van het kind en dat was het dan. Hier in de kapel kunt u een
flinke plens verwachten uit onze handen als u gedoopt wordt. Water
uitstorten is eigenlijk iets van de laatste 8 eeuwen. De oudste vorm
van dopen is dat je er helemaal in ondergedompeld wordt. En het
hoogtepunt van het dopen is dan niet dat je het water ingaat of in het
water bent, of overdekt wordt met water, maar dat je het water verlaat.
Dat is het moment van de vrijheid want het water vertegenwoordigt de
chaos in de wereld. Jezus en wij vieren dat wij uit de chaos, de
rechteloosheid, bevrijd worden zoals in het scheppingsverhaal toen Gods
Geest over de chaos zweefde zoals een duif en we werden opgeroepen om
beeld van God te zijn. De doop herinnert ook aan de doortocht door de
Rode Zee: dat Israël uit het water kwam, de vrijheid tegemoet.
En voor ons christenen geldt, dat wij herinnerd worden aan het leven en
de dood en verrijzenis van Jezus. We identificeren ons met hem. Of
liever hij identificeert ons met zichzelf. Hij is onze leidsman.
Zo worden wij kinderen van God, zonen en dochters van God. Wij zijn
geroepen om God te vertegenwoordigen op aarde. Om zijn liefde en zijn
tederheid present stellen in deze wereld. Om zelf vol te worden van de
geestkracht van God. En om elkaar te vertegenwoordigen bij God.
Wij hoeven niet het onmogelijke te doen. We kunnen slechts proberen ons
te laten inspireren door Jezus en in relatie te staan met degene die
meer is dan wijzelf, met God die laatsten eersten doet zijn, de armen
verheft. Hij wil dat zijn liefde, zijn geestkracht, door ons heen gaat,
zodat wij vanuit de chaos en vanuit het gevangen zitten in de
onrechtvaardige wereld ware vrijheid vinden, volheid vinden, vrede met
onszelf en vrede met anderen.
Door Jezus te volgen: worden wij zonen en dochters van God, mensen die
heil brengen en daarin onze bestemming en volheid vinden.
|
Bruiloft van Kana: Jesaja 62,1-5;
Johannes 2,1-12
|
16
januari 2011, Theo Koster OP |
Een
rode draad in de vele verhalen die samen de Bijbel
vormen is, dat mensen verstoten worden, dat mensen in de steek gelaten
worden, dat mensen zich verlaten voelen. Wij zoals we hier zitten
passen zonder enig probleem in deze Bijbel. Deze Bijbel is ons huis,
waar we ons al of niet op ons gemak, thuis voelen. Verstoten, in de
steek laten, verlatenheid kennen we immers uit eigen ervaring. Soms
overkwam het onszelf, waren of zijn we lijdend voorwerp, vaker waren en
zijn we, als deel van het rijke westen, bewust of onbewust dader; zijn
wij het die mensen en groepen van mensen in de steek laten, aan hun lot
overlaten of zelfs verstoten.
Hier in ons eigen Nederland worden dagelijks kinderen mishandeld en
misbruikt. Ouderen krijgen geen of weinig aandacht, want aandacht kun
je niet uitdrukken in zorgminuten. Dagelijks zien we in het nieuws de
ellendige situatie van mensen in Afrika of Azië, waar wortels
liggen van onze rijkdom, de Gouden Eeuw, slavenhandel. Kan ik daar dan
wat aan doen, vraagt u zich wellicht af? U, wij kunnen de ellende in
onze wereld niet stoppen, en wij kunnen ons gezicht ook niet afwenden;
wij worden uitgenodigd deze, onze situatie onder ogen te zien. Onze
aanwezigheid hier rond de Bijbel is een bevestiging van deze
uitnodiging. De Bijbelverhalen openen onze ogen en oren voor de
situatie van de wereld waarin wij leven. We horen, dat de bestaande
ellende niet het laatste woord heeft.
Jesaja spreekt over liefde, heil, redding voor de verlatene, de
verstotene. Die liefde, die redding komt van God. In beide lezingen is
direct duidelijk, dat deze God totaal niet lijkt op hoe wij ons god
vaak voorstellen: een almacht, een laatste redder in de nood, een man
met baard die aan de touwtjes trekt, m.a.w. een verlengstuk van
menselijke macht. Wij mensen kunnen houden van welvaart, van techniek,
olie en gas, maar onze welvaart, onze wetenschap, de macht van Europa
houden niet van mensen. De god die wordt aangeduid met de Levende, IK
ZAL ER ZIJN, heeft welbehagen in mensen, houdt van mensen, wil zich
verbinden met mensen, zoals mensen die van elkaar houden dit willen
vieren in een bruiloft. Op liefde heb je geen recht, je kunt liefde
niet opeisen of je toe eigenen. Je mag hopen dat jouw liefde gezien,
ervaren wordt.
Uit liefde kan de Levende niet zwijgen; IK ZAL ER ZIJN kent geen rust
voordat het gezien wordt. Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal de
Levende u huwen, en als een bruidegom blij met u zijn. De bruiloft is
hét beeld in de Bijbel van het verbonden zijn van deze God
met haar mensen, van hun wederzijdse trouw die zichtbaar wordt in die
nieuwe wereld, in het koninkrijk van God waarin ieder mens tot haar,
tot zijn recht komt. Wat werd en wordt naar dit Rijk uitgezien.
|
Intens
horen we dit klinken in het evangelie. Een periode van wachten
en uitzien wordt
afgesloten op de derde dag, de dag waarop het eindelijk
zal gebeuren, alles goed komt. Het gebeurt in Galilea, dat land van de
heidenen werd genoemd, vergelijkbaar met uitdrukkingen als het donkere
zuiden of hoge noorden, dus op een plaats waar je dit absoluut niet zou
verwachten. Er wordt bruiloft gevierd, maar wie er trouwen worden niet
genoemd. Om de bruiloft gaat het, om het verbond van God en mensen, hun
wederzijdse trouw.
Wijn is het herkenningsteken van het komende koninkrijk van God. Maar
die wijn ontbreekt; het Rijk Gods is afwezig, de wereld onbewoonbaar.
Aanwezig is de moeder. Er staat niet dat ze is uitgenodigd, zoals Jezus
en zijn leerlingen. Ze ís er gewoon. IK ZAL ER ZIJN komt dan
als associatie bij me boven. Zij neemt het initiatief. Bij Johannes,
maar ook elders in de Bijbel, zijn het telkens weer vrouwen die de weg
wijzen, het eerst herkennen. Is dat sindsdien opgehouden? Nee; dit
aanvoelen van vrouwen en het van daar uit handelen krijgt alleen veel
te weinig aandacht, in kerk en samenleving.
“Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet
gekomen.” Dit is geen terechtwijzing en zo wordt het door
zijn moeder ook niet opgevat. Zij en wij worden erop geattendeerd dat
ons heil niet in het verlengde ligt van ons handelen, niet uit
óns voortkomt. Het komt naar ons toe; zelfs Jezus heeft het
niet in de hand; de Vader beslist wanneer het koninkrijk openbaar
wordt. De moeder gaat voor, wijst de weg, geeft de dienaren de opdracht
te horen en te doen. Zij belichaamt als het ware de Thora, de joodse
wet, die het heil niet is maar richting wijst naar het heil.
En dan is er ineens die wijn, in grote overvloed en van uitzonderlijke
klasse. In het doen en laten van Jezus wordt de Eeuwige en zijn Rijk
zichtbaar. Vanaf het begin deelt Jezus in de overvloedige liefde van
wie hij aanduidt als de Vader. In hem breekt dit Rijk eindelijk door.
De leerlingen zien het en geloofden in hem.
Wij leven in een wereld waarin het nog steeds niet goed toeven is;
daarvoor is er teveel ellende om ons heen, in ons eigen leven. De
Bijbelverhalen openen ons hiervoor de ogen en laten ons horen, dat pijn
en verdriet niet het laatste woord hebben. Dit krijgen we hier vandaag
niet alleen te horen, maar ook te zien. Straks zullen we van de wijn
drinken die ons wordt aangereikt, er Jezus in ervaren die zich met ons
en ons met elkaar verbindt. Even zullen we dat koninkrijk ervaren.
Zal dat onze wereld veranderen? Dat zal zeker onze wereld veranderen.
Niet dat wij nu alle ellende die we straks tegenkomen kunnen oplossen.
Dat kunnen wij niet, en dat hoeven wij ook niet. Wij zullen het echter
niet onze rug toe draaien, noch bij de pakken neerzitten, en hen die in
nood zijn, nabij blijven vanuit een doorleefd vertrouwen op de Levende
die liefde is: IK ZAL ER ZIJN.
|
|