PREKEN VAN DE DOMINICAANSE GEMEENSCHAP TE HUISSEN: Advent 2010 (A)

1ste zondag van de advent: Jesaja2,1-5; Matteus 24,37-44 28 november 2010, Henk Jongerius OP

Hoe ging het eigenlijk toe ‘in de dagen van Noach’? Als je daarvoor het boek Genesis opent, lezen wij dat de zonen van God zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren en zij kozen uit die dochters ieder een vrouw. Daardoor leefden er reuzen op aarde, befaamde geweldenaars van de oude tijd’. Een wonderlijk verhaal, zou je zeggen, maar wat ermee bedoeld wordt is dat mensen geen onderscheid meer wisten te maken tussen hun eigen levenssfeer en die van God. Ze kenden hun plaats niet en omdat zij die twee werelden met elkaar vermengden, ontstaat er geweld.
‘Zoals het was in de dagen van Noach: de mensen aten en dronken, huwden en werden uitgehuwelijkt’. In die paar woorden wordt een wereld getekend waarvan wij nu zouden zeggen dat zij ‘maakbaar is’ en tegelijkertijd hoor je erin dat alles zijn eigen gang gaat en er niet meer hoeft te worden stilgestaan of nagedacht om die dodende cirkelgang te verbreken. Het is een wereld die ‘doordraait’ Mensen gaan zozeer op in wat voor hen vanzelfsprekend is, dat zij de dreigende ondergang niet zien aankomen en toch gebeurt dat, niet als gevolg van Gods ingrijpen, maar als direct gevolg van hun manier van leven, die leidt namelijk tot chaos en ondergang…
Daarom roept Jezus op tot waakzaamheid omdat de mensenzoon komt op een uur dat wij het niet verwachten! Dat betekent dat wij weer oplettend moeten zijn op de tekenen van de tijd, op het doorbreken van de dodende cirkelgang. Dan kan er een scheiding der geesten plaats vinden tussen hen die ‘zien’ en mensen die genoegen nemen met de voortgang van het vanzelfsprekende! Geweld tussen 

volkeren, uitbuiting van arme en onderdrukte mensen maakt hen tot heersers en slaven, tot mensen van geweld die niet meer weten te onderscheiden waar het op aan komt in onze wereld. Jesaja roept dat vandaag op ene bijzondere manier bij ons wakker als hij zegt dat oorlogstuig omgesmeed moet worden tot instrument van gerechtigheid en vrede tussen de mensen. Het gaat om een nieuwe wereld die komen moet waar plaats is voor allen en toekomst voor hen die klein gehouden worden.
Alle volken zullen optrekken naar Sion, hun ogen weer richten op de werkelijke bedoeling van onze aarde die een woonplaats voor allen moet worden. De grote richtingwijzer naar die nieuwe wereld is de Wet, dat boek met de verhalen en getuigenissen van mensen over een nieuwe en andere wereld: ‘daar weten ze de route van de vrede’. Elk mens verlangt diep in zijn hart naar vrede op aarde en gelijkwaardigheid van mensen, naar een gave en vredige wereld. Voor dat toekomstperspectief maken wij in deze tijd van de Advent ruimte in ons hart en in ons denken. Durven wij nog te dromen van een nieuwe wereld en ernaar te verlangen of zijn wij afgestompt zoals de mensen in de dagen van Noach? Hij ‘wandelde voor Gods ogen’, liet zich gezeggen door Gods bedoelingen met de wereld. Hij doorbrak de dodende cirkelgang. Zijn naam betekent ‘troost’. Wie leeft zoals hij, bedacht op het woord van God, zal anderen redden uit ondergang en chaos en een nieuw begin maken met onze wereld waarvan de vredesduif het teken is! Laten wij onze levensgang omkeren en de nieuwe dageraad verwachten, elke dag! Al zingende houden wij dat visioen open voor elkaar. Amen

2e zondag van de advent: Jesaja 11,1-10; Matteus 3,1-12 5 december 2010, Mies Singendonk OP

In de tijd van Johannes, Jezus en Matteus was het volk Israel overgeleverd aan de grillen van allerlei machthebbers en hun zetbazen. Wrede heersers en tirannen zorgden voor macht, orde en netheid.
Dit soort tijden is nooit ver weg. Want hier en nu verandert een misdadige wet jou als vreemdeling zonder papieren, ineens in een crimineel. Door een overzichtelijke administratieve maatregel, die verdeelt in een duidelijk wij en zij, lijkt het te lukken om de poorten van hart en land gesloten te houden.
Johannes de Doper preekt met de hamer om de poorten tot de harten van zijn toehoorders open te krijgen. Het evangelie vertelt dit niet, maar ik stel me zo voor dat diegenen die dachten aan de goede kant van de streep te staan, door Johannes flink uit hun comfort-zone werden geschud. Wij zijn niet zoals zij daar, want wij zijn immers Abrahams kinderen, denken ze, dus dat zit wel snor. Maar Johannes is niet zo erg onder de indruk van al die kinderen van Abraham. Het betekent helemaal níets om kind van Abraham te zijn. Pel die lagen zelfvoldaanheid maar eerst eens af, neem een bad en wrijf je ogen uit. Kom tot bezinning en luister dan naar hem die na mij komt. Zo wijst Johannes van zichzelf af naar degene die in aantocht is en die het Woord belichaamt: “Hij die sterker is dan ik”, Jezus die het koninkrijk der hemelen naderbij brengt.
Johannes vertegenwoordigt net als in het visioen van Jesaja een roepende stem. Roepend in de woestijn, in een onbewoonbaar gebied, in onbewoonbare harten.
Toch wil Johannes tot die harten doordringen en doopt hij ieder die dat wil in de Jordaan, opdat het Woord dat door Jezus belichaamd wordt, gehoor vindt. En écht wordt gehoord: niet het ene oor in en het andere weer uit. Maar gehoord, overdacht, verstaan en in het hart bewaard. Om dan verkondigd en gedaan te worden. Opdat dit Woord woestijn in bewoonbaar gebied verandert en deuren naar het hart open gaan.
Wat er nodig is om de deuren van het hart te openen, zien we als we een stukje terug gaan in het evangelie. Daar ontmoeten we Zacharias en Elisabeth en Jozef en Maria. Zij zijn ieder op hun eigen manier ontvankelijk geworden. Zij dragen vrucht en brengen Gods rijk naderbij. Zij laten zich roepen en zij antwoorden ieder op hun eigen manier: hier ben ik Heer.
Gehoor geven aan Gods roepende stem, dat ging en gaat nooit zonder verlies van zekerheden. Zacharias, Elisabeth, Jozef en Maria, ieder van hen moet een niet verwachte realiteit die in hun leven inbreekt, aanvaarden. Aan ieder van hen wordt gevraagd vrucht te dragen en te verwachten. Zo zien we de oude Elisabeth die zich ontvankelijk maakt voor het niet meer verwachte, haar kind Johannes. En de oude Zacharias die met stomheid is geslagen, weet u het nog? Net als zijn bejaarde vrouw Elisabeth en haar jonge nicht Maria, verwacht hij. Zolang de vrucht van het Woord moet rijpen in Zacharias, kan hij niet verkondigen. Luisteren en overdenken, dat is wat hij moet doen. En dan de jonge Maria die het onverwachte aanvaardt. Maria luistert met haar hart en ontvangt het Woord onbevreesd. De enige keer dat wij haar horen spreken, is wanneer zij zegt: hier ben ik Heer, uw Woord is veilig bij mij.
Maria’s antwoord op haar roeping is voor ons van groot belang. Het is immers de uitnodiging aan ons allen om te antwoorden: hier ben ik, Heer.
Steunend op het visioen van Jesaja en op de ervaring van zijn familieleden, spoort Johannes zijn toehoorders aan om een nieuwe weg in te slaan. Je te laten

omkeren en je te laten meenemen een onbekend gebied in. En daar samen een weg te banen. In navolging van anderen die voorop zijn gegaan in verwachting van Gods rijk
Johannes ploegt de akker. En dan vervolgt het evangelieverhaal met Jezus’ doop en beproeving in de woestijn. Jezus' openbare optreden begint met de woorden: “Bekeert u, want genaderd is het koninkrijk der hemelen”. Dat is ook het grote visioen van Jesaja; dat zwaarden ploegijzers worden en dat wilde dieren samen weiden met mestvee. Daar is de volheid van dat Koninkrijk een realiteit, en zo klinkt dat in het slot van de eerste lezing:
Ze zullen geen kwaad doen
en geen verderf stichten op heel de berg van mijn heiligdom,-
want vervuld zal het land zijn van kennis van de Ene,
zoals wateren die de zee overdekken”.
Mooi. Maar toch, dat bekeren, hoe kunnen we dat denken? Het wordt ons uitgelegd in psalm 72. Moge hij, staat daar, de koningszoon, moge hij recht doen aan de zwakken, redding bieden aan de armen, moge hij de armen en hen die om hulp roepen, bevrijden en hen verlossen uit onderdrukking en geweld. Het zijn de gebogenen naar wie de zorg van de Wet uitgaat, zingt het in de psalm. Want die gebogenen zijn geen naamloos vee, in tegendeel, hun bloed is kostbaar in Gods ogen. Gods eigen vlees en bloed.
Als wij bereid zijn ons te bekeren dan ontvangen ook wij Gods Wet in onze handen en onze harten. Dan delen wij in het koningschap en dan is de wet geen droge letter, maar levende realiteit in Gods rijk.
Het koninkrijk der hemelen, door Jezus aan ons aangeboden en Johannes’aansporing je te laten omkeren, horen dus bij elkaar. Daartoe dient bekering, dat de tegenstelling tussen hemel en aarde opgeheven wordt. Zó bereiden we een weg voor de Heer. Als u en ik ons laten aanspreken door degene die we vandaag en morgen op onze dagelijkse gang tegenkomen, als we bereid zijn onze zekerheden op te geven. Als wij een mens willen blijven zien in plaats van een maatschappelijke outcast. De mens die op God lijkt, zoals een kind op haar moeder. Als we in die “ sans papiers” een broeder of zuster willen zien, dan maken we verbinding tussen hemel en aarde.
Jaja, u en ik weten het. Dat koninkrijk is steeds op het punt om aan te breken, maar het blijft ook steeds nét buiten ons bereik. Daarover verzuchtte Gerard Reve in een knorrige dichtregel: “Dat koninkrijk van U, weet U nog wel? Wordt dat nog wat?”
Dat vragen U en ik zich ook wel eens af.
Zodra we het willen vastpakken of bezitten of conserveren of zuiver willen houden, dan ontsnapt dat rijk ons. Maar het komt weer dichterbij als wij ons durven laten aanspreken en ons laten overtuigen dat de grond waarop wij staan heilige grond is, ook al lijkt het woestijn.
Wij kunnen Gods wet en Gods woord, die een en hetzelfde zijn, in ons hart en in onze handen ontvangen, als we hier en nu, en morgen en overmorgen onze voeten op heilige grond planten en daar vrucht dragen. Dán bereiden we de weg voor de Heer. En als we dan achterom kijken, dan blijkt dat Hij ons al die tijd gedragen heeft. En wij elkaar.

3e zondag van de advent: Jesaja 35,1-10; Matteus 11,2-11
12 december 2010, Ernst Marijnissen OP

Je zult maar slachtoffer zijn van omstandigheden, die je krachten ver te boven gaan. Daar is een aardbeving. Je huis is verwoest en je hebt niets meer. Een vulkaanuitbarsting en je moet alles verlaten en gelaten afwachten wat er gebeuren gaat. Overstromingen, oorlogen, genocide en je moet vluchten. Weg huis en haard, weg werk, vrienden en beschutting. Asielzoekende en maar wachten en wachten, papieren en formulieren, de verveling en de leegte van elke dag. En om ons heen bijna dagelijks verdriet en teleurstelling door ziekte en tegenslag. Alles anders dan je gedroomd hebt. En dan komt er iemand naar je toe die zegt: kop op, de dagen komen dat je in een mooi huis woont, een goede baan hebt. Er komt geen aardbeving meer en vulkaanuitbarstingen horen tot het verleden. Je zult weer werk krijgen en van je ziekte word je genezen. Dat werkt toch niet! Ga eens met zo’n boodschap naar Haïti, een vluchtelingenkamp, een gevangenis waar je gemarteld wordt, een bank die je kostbare spaargeld heeft weg gespeculeerd! Als je goed hebt geluisterd naar die veel belovende profetie van Jesaja, die in de eerste lezing heeft geklonken, en je bent ook nog eens een mens, die met de grote en kleine samenleving is bewogen: hoe reageer je dan op de deze Schriftwoorden? Ik denk dat de grote meerderheid de schouders ophaalt, cynisch reageert of de boodschapper van zo’n belofte weg hoont of vermoordt. De kleinste groep zal wellicht het hoofd oprichten, wat verdwaasd of vermoeid toehoren en zich aan een nieuw perspectief vastklampen. Zulke mensen zijn naar mijn mening bevoorrecht, hoe groot de ellende, die hen gevangen houdt, op dat moment ook is. Anders gezegd: wie de woorden en beelden van Jesaja afwijst, om welke reden dan ook, zal de meerderheid aan zijn zijde vinden. Maar wil de belofte handen en voeten krijgen dán komen we uit bij een kleine groep. De stem van bemoediging, die van Godswege over heel de aarde klinkt en blijft klinken, wordt door weinigen vernomen en aanvaard. Juist dáár ontstaan hoop en vertrouwen Jesaja is de belichaming van zo’n kleine groep mensen. In de dagen dat hij profeteerde was het volk Israël verstrooid en gedeporteerd onder vreemde volkeren. Ze verlangden naar oude tijden, de terugkeer naar Juda en Jerusalem, de opbouw van de tempel en de eredienst. Vervreemding en heimwee maakten de mensen in ballingschap gevoelig voor de beelden, die Jesaja gebruikt. De woestijn zal bloeien. De blinden gaan zien, kreupelen zullen springen als een hert. Het lam ligt bij de wolf, de koe bij de berin, het kind speelt met de slang. En wat denk je van die heuvels, die worden ge¬slecht, en de dalen, die omhoog komen? Wie verkeert in het diepe dal van de vertwijfeling wordt opgeheven. Wie leeft op de toppen van angst, getraumatiseerd of gefrustreerd is zal neerdalen tot een harmonieus bestaan.
Er is met zo'n profetie blijkbaar meer aan de hand dan zo maar een belofte. Het gaat niet om propaganda en er staat meer op het spel dan het bereiken van een hoge post in het politieke bedrijf of het zakenleven. Het betreft iets dat komen móét! Het is de bedoeling, dat ónze harten sneller gaan kloppen van blijde verwachting. Ik zeg met nadruk onze harten. Want de woorden van Jesaja zijn ook voor ons bedoeld. Ook wij behoren toch tot die kleine groep, die bevrijd wil worden van dat gevoel van ontheemd en vervreemd zijn. Ons kerkelijk erf is veranderd, want verkild, vervallen en overwoekerd door twijfels, seksschandalen, gebrek aan

voorgangers en bijbelse inspiratie. Maar...wát is dan de inhoud van die blijde verwachting dat wij ons weten aangesproken en nieuwe energie opdoen? Kun je die verwachting invullen? Ik denk, dat we dat nu juist niet kunnen. Je kunt het ook zo zeggen: we verwachten datgene wat we niet verwachten. Daarom heeft Jezus zelf alleen in gelijkenissen gesproken over het koninkrijk van God. Het is niet te vatten.Profeten begrijpen dat. Ze weten dat zij ons op een leven wijzen met mogelijkheden, welke wij voor onmogelijk houden. Daarom gebruiken ze beelden, waarvan wij zeggen dat het wel fraai is, maar dat het uiteraard niet kan. Ik geef toe dat ook de profeet niet de gestalte en de concrete inhoud kent van wat hij verwacht. Maar hij profeteert vanuit zijn innerlijke en diepste overtuiging datgene, wat hij niet verwacht, maar dat juist de zin van zijn verwachting is. Hij is bereid zich volslagen door de komende dingen te laten overdonderen. Sterker nog: hij moet dat uitschreeuwen naar ons toe. De profeet heeft namelijk begrepen wat wij niet aanvaarden, in ieder geval niet zo gemakkelijk. Namelijk het volgende: niet wij maken de toekomst, waarbij God ons een handje helpt, maar God maakt de toekomst, waarbij wij een beetje mogen en moeten helpen.
Daarom prijst Jezus Johannes de doper. Als deze wil weten of Jezus de verwachte Messias is, zegt Jezus: gaat aan Johannes vertellen wat jullie horen en zien. Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd! Gelukkig is de mens, die aan mij geen aanstoot neemt. Jezus stuurt aan Johannes het antwoord, dat in de bekende beelden van de profeet Jesaja vertelt van de onmogelijke mogelijkheid en de verwachting van het onverwachte. Een geweldige profeet is deze Johannes, zegt Jezus. Van hem staat geschreven: zie, ik zend mijn bode voor je uit, die de weg voor jouw komst zal bereiden.
Wat we niet verwacht hebben is gaande. Wat we onmogelijk achtten blijkt mogelijk. Er is iets nieuws gaande. Zien we het of gaan we met dichte ogen verder met onze dagelijkse bezigheden? Of laten we ons overspoelen door tegenslagen en verdriet?
Er is iets nieuws gaande. Nu en van nu af aan laten we ons uitdagen om te leren zien en ons vertrouwen te versterken. Eens verlieten mensen hun huizen en trokken naar de Jordaan om Johannes de doper, de profeet, te zien en te horen. Bij hen sluiten wij ons aan. En Jezus zal ons vragen: waarom ben jij uitgetrokken? Om te kijken naar een rietstengel, die met alle winden meewaait: een politicus? Een propagandist? Een praatjesmaker? Neen? Maar waarheen ben jij dán uitgetrokken? Naar de woonboulevard? De kerstmarkt? De kledingzaak? Bij voorkeur op koopzondag? Ook niet? Maar waarom dan wél? Jezus ziet ons aan en wij mompelen: we zijn uitgetrokken om de profeet te zien. “Heel goed”, reageert Jezus. “Ik zal je vertellen dat je dan heel wat meer hebt gezien. Johannes is de grootste profeet van allemaal, want in hem horen jullie elke profetie en alle profeten waarvan de Heilige Schriften spreken. Maar weet dan wel, dat al die prachtige beelden, die verheven voorstellingen en die bezielende visioenen niets voorstellen naast het kleinste plaatje van het echte koninkrijk Gods. De woestijn zál bloeien!!

4de zondag van de advent: Jesaja 7,10-14; Matteus 1,18-24
19 december 2010, Antoon Boks OP

Vindt een van jullie dat Achaz uit de eerste lezing van vandaag naar voren komt als een toonbeeld van geloof? We hebben toch ook geleerd, dat we God niet op de proef mogen stellen door Hem om bewijzen te vragen om in Hem te kunnen geloven. Als we slechts geloven wanneer we tekenen krijgen dan toont dit dat we geen vast geloof hebben in God! God, sprekend door Jesaja, nodigt Achaz uit om van Hem een teken te vragen: "uit de diepte van de onderwereld of uit de hoogte daarboven." Achaz weigert het: "Dat doe ik niet, ik stel de Heer niet op de proef." Dat is toch mooi van Achaz, dat hij een groot geloof heeft in God. Hij wil geen bewijzen van de kant van God, hij wil God niet op de proef stellen.
Waarom ergert God zich dan toch zo aan Achaz? Doet hij niet wat goed is? Nee, dat doet hij niet. Hij gebruikt een smoesje om zijn gebrek aan geloof niet te laten zien. Hij is bang dat Syrië en Israël zijn koninkrijk Juda gaan aanvallen. Hij staat op het punt om een bondgenootschap aan te gaan met Assyrië om hem te komen helpen. Jesaja wil dat Achaz voor de veiligheid van zijn land op God vertrouwt in plaats van zijn bondgenoten en daarom nodigt hij hem uit om een teken te vragen om Gods betrouwbaarheid te bewijzen. Maar Achaz is bang en zijn angst wint het van zijn geloof. Hij wil geen teken vragen, hij durft zijn eigen veiligheid en die van zijn land niet in Gods handen te leggen. God beslist om hem toch een teken te geven: "zie de jonge vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen en U zult Hem de naam Emanuel geven."
Een heerser verwacht een aanval op zijn land door machtige vijanden en een woordvoerder van God roept hem op om radicaal op God te vertrouwen. Dan, als bewijs dat God door zal gaan om zijn natie te beschermen, geeft Hij een zeker heel verassend teken: niet de steun van een leger, maar de geboorte van een kind! God gaf een teken dat het huis van David bewaard zou blijven en dat zou gebeuren door een kind, dat op de wereld kwam om Gods trouw en bescherming te tonen.
Wat zouden wij in Achaz' plaats hebben gedaan? Toch maar een verbond sluiten met het machtige Assyrië of vertrouwen op Gods woord, dat Hij zich ondanks alle zichtbare bedreigingen zou houden aan Zijn beloften? Het evangelie volgens Matteus weerspiegelt de overtuiging dat het lange wachten van Israël op een Messias vervuld werd in Jezus. God hield Zich aan Zijn woord, dat Hij had gesproken door Jesaja en de andere profeten.
Hoe dat werkelijkheid werd was wel een verrassing voor Jozef. Laten we eerlijk zijn: Alleen Matteus noemt zijn naam en schrijft over hem en na het tweede hoofdstuk is hij nog verdwenen ook. We kunnen nergens lezen dat hij iets zei maar hij moet echt wel overdonderd zijn geweest. Hij zou met Maria gaan trouwen en waarschijnlijk zag hij uit naar een lang en gelukkig leven met haar. Hij verwachtte zeker een gezin te stichten met Maria, want hij kon haar en de kinderen onderhouden als timmerman. Zouden dat niet zijn plannen zijn geweest? Maar God had andere plannen voor hem en Maria.

In hun eigen ogen en die van hun buren, waren ze eigenlijk getrouwd. En toen kwam de verrassing. Maria vertelt een absurd klinkend verhaal over hoe ze zwanger werd. Matteus zegt dat Jozef een rechtvaardige man was en dat betekent dat hij de religieuze wetten onderhield. Een gezagsgetrouwe Jood had in die tijd in het geval van overspel twee mogelijkheden: een echtscheiding en zijn vrouw verstoten of haar tot de dood toe stenigen. Dat was de wet en hij zou zich daaraan gehouden hebben welke keuze hij ook maakte.
Maar onze verbazingwekkende God bezoekt Jozef in de gedaante van een engel en vertelt hem zich niet aan de wet te houden, maar iets onverwachts en barmhartigs te doen. "Jozef, zoon van David, wees niet bang om Maria, uw vrouw bij u te nemen." Jozef zou het kind adopteren en hem de naam Jezus geven. Dus als geadopteerd kind van Jozef zou Jezus als familie van David de vervulling van de onmogelijke belofte van God aan Achaz zijn. Om dit te onderstrepen citeert Matteus de door Jesaja gedane belofte: Het kind is Emanuel, omdat in hem, God onder ons aanwezig is.
Jozef spreekt niet in het evangelie van vandaag, maar hij is wel een voorbeeld voor ons en alle gelovigen. Ondanks alle schijn van het tegendeel, vertrouwt hij in tegenstelling tot Achaz op Gods Woord en handelt er naar. Vandaag vieren we Jozef die de regels kende, maar nog meer wist over de barmhartige God en daarnaar handelde. Hij beschermde het leven van Maria en van het kind en was zo een instrument in Gods plannen voor onze verlossing.
Jozef kreeg die boodschap in een droom, maar hij was geen dromer. Hij geloofde in wat hij deed. Hij vertrouwde God. Dat moeten wij als volgelingen ook doen: luisteren naar het Woord van God, vertrouwen en dan handelen -ondanks de risico's – ook al gaat dat in tegen alle gewoontes en tegen wat iedereen van ons verwacht.
Hoeveel keer staat er niet in de Schrift de aansporing om niet bang te zijn? Als deze woorden tot ons gericht zijn dan betekent het niet zoiets als: "Kop op, er is niets om bang voor te zijn. Integendeel als we horen: "Wees niet bang" dan wordt dat gezegd tegen iemand die het volste recht heeft om bang te zijn, maar die persoon krijgt ook de verzekering dat God met ons is.
In alle omstandigheden van ons leven kunnen wij horen: "Vrees niet." De problemen worden er niet minder door. Net als Achaz in onze eerste lezing weten we wat er allemaal mis kan gaan, maar die woorden kunnen ons toch een gevoel geven dat God dichtbij is in ons leven: Emanuel. Dat geloof kan ons bij blijven ook als we eigenlijk geen uitweg meer zien. Tijdens momenten van diepe twijfel en angst mogen we ons blijven vasthouden aan Gods woord: Hij is met ons.
Laten wij doorgaan met ons vertrouwen op God. Vrees kan nooit de overhand krijgen. Als we de Schriften blijven lezen dan lezen we steeds weer de verzekering die God ons in Jezus gegeven heeft. Hij is en blijft Emanuel, het concrete teken van Gods trouwe aanwezigheid in ons midden.

Kerstnacht: Jesaja 9,1-6; Lucas 2,1-14
24/25 december 2010, Antoon Boks OP

De verschijning van de engel aan de herders in het veld komt bij elke kerstviering terug. Kinderen maar ook grote mensen kennen de woorden van de engel uit het hoofd: "Weest niet bevreesd..." Na het kalmeren van de angstige herders blijft de engel tegen hen spreken en je hoort daarna hoe andere engelen de even bekende woorden zingen: “Ere zij God in de hoge en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.”
Dat is een betere vertaling dan “mensen van goede wil”, die wij, ouderen, ons nog steeds herinneren van lang geleden. Want laten we eerlijk zijn de herders vielen volgens de meeste mensen niet onder de “mensen van goede wil”. Wel werd het goede nieuws van de geboorte van de Heiland om vrede en verlossing te brengen verkondigd aan alle mensen.
Gelukkig maar, want bij niemand ten tijde van de geboorte van Jezus stonden de herders in hoog aanzien. Laten we vooral geen soort devote kerstkaart maken van deze scène uit dit evangelie. De aard van het werk van de herders en hun alsmaar onderweg zijn betekende dat ze in de manier van denken van heel veel andere mensen een niet al te beste levensstijl hadden. Op de herders van toen zouden de woorden van de dissertatie van David van Ooijen van toepassing kunnen zijn. Bijna niemand zou ze hebben geteld onder de vrome of zelfs maar nette mensen. Ze waren vandaag hier en morgen weer weg en als er iets gestolen of kapot gemaakt was, dan was de kans heel groot, dat zij daar de schuld van kregen.
Het is natuurlijk niet voor niets, dat die oudere versie in de Bijbelteksten niet meer gebruikt wordt. De vertaling: "Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft" past ook veel beter bij wat Lucas in zijn versie van de Blijde Boodschap duidelijk maakt. Iedere keer weer opnieuw zullen we daar kunnen lezen dat precies de mensen waarvan we het helemaal niet zouden verwachten het goede nieuws ontvangen. De herders zijn misschien de meest onwaarschijnlijke kandidaten om als eerste het nieuws van het genadig gebaar van God naar de mensen te ontvangen. Juist zij voelden heel goed aan wanneer iets goeds naar hen toe kwam. Ze waren aan het werk en hielden ‘s nachts de wacht over hun kudde. Ze waren niet aan het bidden en zongen ook echt geen psalmen. Toch worden zij omringd door het goddelijke licht om geen andere reden dan dat God besloten had dat zijn verlossing zou komen voor alle mensen hoe eenvoudig of miskend ook. Op hen rust Gods gunst. Aan de buitenbeentjes en de uitgestotenen wordt verlossing aangeboden en juist zij zijn degenen, die dat begrijpen en het aanvaarden.
God is de bron van alle goedheid; Hij is ons goed gezind, zoals we niet alleen deze kerstnacht in de evangelielezing horen; het heil, de goedheid van God bereikt ieder van ons.
De vannacht gezongen passage uit Jesaja is een poëtisch pareltje, maar de mooie taal is niet in staat om al het lijden te verdoezelen, in tegendeel het maakt 

die alleen maar duidelijker. De profeet spreekt tegen mensen die het moeilijk hebben, ze wonen in de schaduw van de dood, lijden onder het juk dat op hun schouders drukt..., worden onderdrukt.
Maar nu komt er verandering in hun toestand, ze aanschouwen een groot licht. Ze zullen lachen en juichen als op de dag van de oogst. God is namens hen aan het werk en Hij is de bron van hun overvloedige vreugde en grote blijdschap. Hoe heerlijk om Gods bevrijding te ervaren! God kan ook ons verlossen van problemen en dan moeten we onszelf beloven om het genadige handelen van God te blijven gedenken, iedere keer dat we in de duisternis wandelen of wonen in de schaduw van de dood. We zullen iedere keer weer aangemoedigd worden door onze herinnering aan Gods hulp uit het verleden.
We vieren vannacht onze God, die in het verleden mensen verloste en dat ook vannacht weer heel slagvaardig doet. Eens en voor altijd wordt de somberheid opgeheven, want het licht is doorgedrongen in onze duisternis. Het kind dat voor ons geboren is, is een teken dat God voor ieder van ons actief is. Dat mogen we onthouden, vooral als we weer geconfronteerd worden met tegenslagen in ons leven en denken dat we Gods goedheid niet waardig zijn. Deze viering gaat niet over hoe God ons beloont omdat wij mensen van goede wil zijn. Integendeel, het gaat er over dat God zijn welbehagen al bewezen heeft bij de geboorte van het kind, dat Jesaja heeft beloofd. Waar somberheid en duisternis heerste, is dat veranderd in feest en viering. Zoals we hoorden dat zwaarden omgesmeed werden tot ploegijzers.
Onze religieuze taal kan abstract klinken. Woorden als ‘redding', 'verlossing', 'Koninkrijk van God’, ‘genade’ zijn van die woorden waar we ons moeilijk een beeld van kunnen vormen en nog minder kunnen omschrijven en dat geldt niet alleen voor niet-gelovigen, maar ook voor ons allemaal. De Bijbel vertelt van genade, God probeert ons vrij te maken, wil ons oprichten uit onze staat van slaven en vergeeft voortdurend iedere zondaar, die berouw heeft. Alsof dat nog niet genoeg is, vieren we vanavond hoe ver God bereid is te gaan om aan ons te laten zien hoe genade eruit ziet.
Zoals de zeebodem bedekt is met water zo zal de aarde met vrede bedekt zijn, want een Kind is ons geboren, een zoon ons gegeven. God is Vader-voor-eeuwig, Koning van de vrede. God, onbedwingbaar. God heeft aan de genade een menselijk gezicht te geven in Jezus Christus, die zichzelf heeft gegeven voor ons om ons te verlossen. Wat is het effect van de verschijning van de genade in Jezus? Wij zijn uitgegroeid tot nieuwe mensen, die staan te popelen om te doen wat goed is. Hoe heeft die verandering kunnen gebeuren in ons?
Het moge vannacht duidelijk zijn en ik herhaal het nog een keer: de genade van God is verschenen voor alle mensen die hij liefheeft en dat betekent, dat God voor ieder van ons mens is geworden. Amen.

1e Kerstdag: Johannes 1,1-18
25 december 2010, André Lascaris OP

Woorden kunnen helen en kapotmaken. Ze kunnen afbreken en opbouwen, troost geven en verdrietig maken. Ze kunnen inspireren en depressief maken. Maar weet U wat het ergste is: het is ook mogelijk dat er geen woord is, er geen woord tot jou gericht wordt. Dat er gedaan wordt of je lucht bent. Je probeert te laten merken dat je er bent. Maar mensen om je heen kijken je niet eens aan, laat staan dat ze je bij hun gesprek betrekken. Ze reageren niet op wat jij zegt, doen net alsof er niets gezegd is, kortom ze doen alsof je niet bestaat. Ik weet niet of u zelf wel eens in die positie geweest bent of iemand in die positie gebracht heeft. Ik heb ooit wel eens een dronken man die mij lastig viel, zo behandeld – ik doe dat nooit meer, de man werd razend, en terecht.
Wat ik ervan geleerd heb is dat woorden, dat het spreken, scheppend is. Als je niet wordt aangesproken besta je niet. En omgekeerd: als je wordt aangesproken of er wordt naar je geluisterd, dan ben je, ontsta je, word je geschapen. Anderen kunnen de vreselijkste dingen tegen je zeggen, je beledigen, kwetsen, pijn doen, maar dat alles is beter dan dat er gedaan wordt alsof je lucht bent. Dat anderen je pijn doen betekent in elk geval dat je bestaat en dat je bestaan wordt erkend.
Daarom kunnen we begrijpen dat het leidend beginsel van alles (wat de Bijbel aangeeft met ‘in den beginne’) het woord, het spreken is. Spreken is scheppend, doet je ontstaan, maakt je tot een persoon, maakt je tot een ik. We zijn geen boeddhisten voor wie er geen ‘ik’ bestaat, we leven niet in de stilte van het niets. We zijn geen “mensen die zeggen ‘het’ te weten”, zoals de ‘gnostici’ uit de eerste eeuwen van het christendom en moderne denkers, die God het ‘Zwijgen’ noemden. We worden gedragen door het spreken. De stilte dient dan om beter te kunnen luisteren naar het spreken en om beter te spreken.
In de tijd dat Jezus leefde, werd bij het woord van God vooral gedacht aan de ‘wet’, het geheel van richtingwijzers, de Thora. Johannes zegt dat het Woord, dat in en bij en van God is, mens is geworden, in Jezus van Nazareth. God woont in hem 

tussen de mensen, en dat woord is vol van genade en waarheid, genade en trouw..
Dat woord ligt niet vast in een boek, in de Bijbel of in de Koran of in een oud of nieuw wetenschappelijk werk. Het spreken van God, het woord van God, is nu aanwezig in een levend mens, niet in de dode teksten van boeken waar het eerst nog tot leven gewekt moet worden, vaak door te zoeken naar een toepassing van wat in het verleden gebeurd is op het heden. Dan moet je een conflict over voorrang in het verkeer oplossen door bijvoorbeeld te verwijzen naar een middeleeuws verhaal van twee mensen die ieder met een ezelswagen elkaar ooit hinderden.
Hoe je nu moet leven, hoe je naar de toekomst kunt gaan en hoe je naar het verleden kunt kijken, leer je door in de geest van Jezus te leven. Want wie vertrouwt dat Jezus vol is van het woord en hem zo aanvaardt als leider en voorman van je geloof en vertrouwen, wordt zelf kind van God, zoon of dochter van God. Want we vieren niet alleen vandaag de geboorte van Jezus ongeveer 2000 jaar geleden ergens in Galliër, we vieren ook onze eigen geboorte als zoon en dochter van God, die vertrouwde bondgenoten zijn van God. We zijn woorddragers van God. En als we als zodanig iets doen of beslissen, zullen we ons op het goede pad bevinden en is onze mening betrouwbaar. We zijn zelf geroepen Woord van God te zijn, gezamenlijk en afzonderlijk.
Mogen we elkaar verlokken elkaar aan te spreken, maar ook vreemden aan te spreken, mensen voor wie we misschien bang zijn omdat ze anders zijn.
Mogen we elkaar opbouwende, helende, troostende woorden zeggen, die tot leven wekken en nieuwe mensen in de geest van Jezus geboren doen worden.
Mogen we zelf zulke woorden ontvangen zodat we leven met de energie van kleine kinderen en met de wijsheid van volwassenen.
Moge ons spreken vrede en gerechtigheid brengen deze kerstmis, elke dag van het komende jaar, thuis en in de grote wereld. Zalig Kerstmis

De vlucht naar Egypte: Kollossenzen 3,12-17; Mat 2,13-15.19-23
26 december 2010, Paul Minke OP

Wanneer een jood of een christen, die met de Bijbel vertrouwd is in de Bijbel het woord Egypte leest of hoort, dat denkt hij niet aan het land dat ligt aan de Middellandse zee, maar aan het slavenland, waar onze voorvaderen als slaven dienden onder het juk van de farao. Heel de geschiedenis van de exodus staat hem dan voor ogen vanaf Mozes, gered van de kindermoord op bevel van de farao - u weet wel het verhaal van het rieten mandje in de Nijl - tot en met de uittocht uit het slavenhuis en de doortocht door de rode zee onder diezelfde Mozes, door God geroepen om zijn volk te bevrijden. Dit exodusverhaal van onderdrukking naar bevrijding is precies wat Matteus beoogde toen hij het woord Egypte, tot viermaal toe neerschreef.
Matteus schreef geen geschiedenis maar een geloofsverhaal en een boodschap. Hij schreef geen ooggetuigenverslag maar een geloofsbelijdenis Hij wil voor zijn gehoor en lezers getuigen, dat Jezus de nieuwe Mozes is die van Godswege gezonden is om de wereld te bevrijden. Tegen deze achtergrond is het citaat in het verhaal over de vlucht naar Egypte te verstaan wanneer Matteus de woorden van de profeet Hosea in herinnering roept: Hij bleef in Egypte opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken heeft door de profeet: Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte. Zoals eertijds Mozes het volk wegvoerde uit het slavenhuis en vernedering zo zal Jezus, de nieuwe Mozes, de wereld bevrijden uit haar slavenhuis en voeren naar het Land van Belofte, naar een Rijk vol vrede en gerechtigheid.
Het Bijbelse Egypte staat voor vernedering, onderdrukking en onrecht, dat het Godsvolk toen en nu wereldwijd wordt aangedaan door de machthebbers enerzijds maar ook anderzijds voor uitbuiting, corruptie, schaamteloze verrijking, voor verslaving aan macht, rijkdom, bezit, drugs en vele andere vormen. In die wereld is Jezus binnengetreden, kwetsbaar, klein en weerloos. Al vanaf zijn geboorte bedreigd en opgejaagd, eerst naar Egypte, dan terug naar Bethlehem waar volgens Matteus Jozef, Maria en Jezus woonden maar vandaar weer uit vrees voor Archelaus uiteindelijk naar Nazaret. Het is Jozef, die het kind en zijn moeder in bescherming neemt, zoals het eertijds ook Jozef, de zoon van Jacob, het was, die zijn vader en zijn elf broers in bescherming genomen heeft in Egypte. Jozef, die geen seconde aarzelde, toen het hem in een droom duidelijk werd dat het kind in gevaar verkeerde. Hij stond op en week in de nacht. Dat dromen zo'n grote rol spelen in het leven van Jozef zal wellicht ook zijn om de overeenkomst met Jozef uit het Oude Testament te laten zien. Want evengoed kun je zeggen, dat Jozef klaarwakker was en waakzaam en bij machte was de tekenen van het gevaar en de bedreiging te op te merken.

Verhalenderwijs belijdt Matteus in zijn kindheidsverhalen van Jezus, dat deze Jezus vanaf zijn geboorte deelde in het lot van armen en vluchtelingen, in het lot van vernederden en ontheemden, in het lot van ongetelden thuislozen. Allen mensen, die overgeleverd zijn aan gewelddadige machthebbers.
Het moet voor Maria en Jozef hoogstverwarrend geweest zijn, alles wat hen overkwam, als we bedenken met wat voor hoopvolle woorden de geboorte aangekondigd is, eerst aan Maria: Hij zal een groot man zijn en zoon van de allerhoogste genoemd worden; en dan aan Jozef: "U moet hem de naam Jezus geven want hij is degene die zijn volk zal redden uit hun zondig leven." Voor ons is het wellicht ook verwarrend in deze zin, dat wij Jezus meer zien als verlosser, bevrijder of redder, genezer of wonderdoener van wie wij vele en grote verwachtingen hebben, en hem daarop aanroepen dan als een geëngageerde mens met de kleinen, de weerlozen, de ongetelden, mededrager van hun lot, hun pijn, verdriet, hun leed en angsten mede delend in hun gevoelens van machteloosheid, radeloosheid en hopeloosheid. Toch kan het een krachtige bemoediging zijn in eigen droefheid en leed zo Jezus te zien als bond- en lotgenoot. Hij schept dan ruimte in je benauwdheid.
Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte. Strikt genomen spreekt de profeet over het volk, dat in verdrukking leeft. Ik wil het nu zo verstaan, dat wij geroepen zijn uit het slavenhuis om als nieuwe mensen met perspectief en hoop en vertrouwen op weg te gaan, bekleed als Gods heilige en geliefde uitverkorenen met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld, zoals Paulus ons aanspoorde in de eerste lezing. De komst van Jezus in onze wereld mag in ons leven niet onopgemerkt blijven. Al lijkt de wereld tot op de dag van vandaag zijn gang te gaan alsof er niets gebeurd is, wij trachten toch in navolging van Matteus en Paulus en zo velen getuigenis af te leggen van het feit, God in zijn zoon Jezus Christus ons mensen nabij gekomen is. Vandaar dat Paulus zegt: zingt voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. En al wat gij doet in woord en werk doet alles in de naam van Jezus, de Heer.
Jozef wordt geleid door een droom, waarin Gods boodschap doorklonk en dat in een wereld waarin mensen het voorzien hadden op een kind en hij handelde zonder aarzelen. Hij geloofde zijn dromen. Ook wij worden geleid door een droom, een heerlijk visioen ook in een wereld, waarin mensen het voorzien hebben op weerlozen. Toch, wij geloven in onze droom. Laat ons handelen zonder aarzelen. Amen.

Oudjaar : psalm 65
31 december 2010, Henk Jongerius OP

Als je terugziet op het jaar dat zijn einde nadert, kun je in de ver-leiding komen om helemaal niets te verwachten van het jaar dat komt! Want wat is er terechtgekomen van onze hoop op vrede en welzijn voor velen? De oorlogen gaan onverminderd verder en nog steeds zijn er mensen op de vlucht, wordt er met geweld onderdrukt en komen kleine mensen niet tot hun recht? Er is bijna geen reden te bedenken waarom het in 2011 anders zou gaan….
Ik denk dat er heel veel mensen zijn die zo denken. Zij verkeren in een soort doemdenken, in een vicieuze cirkel waar het gezegde opgeld doet dat er ‘niets nieuws onder de zon is’ en de wereld doordraait als een rad van avontuur.
Als er iets is waar het Bijbels getuigenis zich tegen verzet dan is het wel dit negatieve denken. Het wordt ‘chaos’ en ‘duisternis’ genoemd maar is nooit het laatste, want er staat tegenover er vanaf het begin een stem is die roept. Wij worden telkens weer geroepen om het duister te verlaten en ons te openen voor het licht dat opgaat. En wie zich opent voor dat licht zal nieuw geboren worden, hoorden wij. Hoe doen wij dat?
De prachtige psalm 65 die wij gezongen hebben wijst ons een weg. Het zal erop aankomen dat wij in het duister van onze dagen de stilte weer een kans geven, zoals op dit moment die jonge mensen doen in Rotterdam. In de verstilling kan het besef in ons geboren worden dat niet wij het zijn die het leven kunnen maken of breken maar dat er een wereld voor ons gemaakt is waar wij veilig  kunnen 

wonen. Die wereld wordt getekend door de tegenwoordigheid en de creatieve kracht van God, de hand die ons draagt en opnieuw geboren doet worden. Johannes zegt het op een heel bijzondere manier: ‘niet langs de weg van het bloed, niet door de begeerte van het vlees of door mannelijk streven, maar als een gave van God’.
Als wij alleen van onszelf uitgaan, leven wij in een duistere en vicieuze cirkel waarin niets nieuws gebeurt, maar als wij ons laten gezeggen door het woord dat tot ons klinkt gaat er een nieuwe wereld open die vol is van vruchtbaarheid. Het lied zingt van de grote overvloed die er in dat land van melk en honing zal zijn.
Vanavond worden wij uitgenodigd om in de geest van de Psalm te zien hoe het jaar gekroond wordt door Gods gaven. En wat zij die gaven anders dan de krachten van hoop en vertrouwen in ons op een andere en betere wereld?
Daar waar wij ons laten aanspreken en gezeggen door de woorden van de Schrift is het nieuwe leven al in ons begonnen want wij zullen niet langer kijken naar een wereld die doordraait, maar naar de kleine tekenen van vertrouwen, hoop en liefde die onder mensen gevonden worden. Daar begint een andere wereld, daar worden wij nieuwe mensen. Terugkijkend naar het voorbije jaar hebben wij er wellicht al de tekenen van gezien. Het nieuwe jaar mogen wij ingaan in de verwachting dat de Eeuwige met ons gaat die heeft gezegd: ‘Zie, Ik maak alles nieuw’. Hij moge zijn aangezicht over ons doen lichten en toekomst geven, elke dag opnieuw.

Nieuwjaar: Lucas 2,15-21
1 januari 2011, Ernst Marijnissen OP

De herders op het veld bij Bethlehem werden volkomen overrompeld. Want opeens, zonder dat een mens het vermoedt of afdwingt, verschijnt de heerlijkheid van de Eeuwige. Lucas, die voor niet-joden schrijft, vertelt dat in het beeld van engelen, die bekendmaken dat eindelijk hij is geboren, die zolang was voorzegd en al eeuwen werd verwacht: de Messias is geboren. Maar wat wij christenen wellicht niet of nauwelijks weten begrijpt een Jood direct. Lucas, die een Jood was, spreekt van de schekinah, de wolk, die de aanwezigheid en het handelen van God bij de mensen symboliseert. De bijbel verhaalt van deze wolk, dit verschijnen van een God, die heelt en heil brengt, bij de tocht van Israël door de woes¬tijn, bij de inwijding van de tempel van Salomo, bij het gesprek van Jezus met Mozes en Elia op de berg Tabor. Deze wolk vertelt ons dat niet wij maar de Eeuwige de gang van het heel maken en het bevrijden van onze samenleving ter hand neemt. Soms klinkt er een stem uit die wolk zoals in die koude nacht op het veld: heden is in de stad van David jullie een verlosser geboren. Hij is de Messias! Natuurlijk raken de herders overstuur bij deze goddelijke aanwezigheid en dit hoge spreken. Zo is het ook Israël vergaan toen het de wolk zag neerdalen op de Sinaï, en de stem klonk: Ik ben de Eeuwige, júllie God! Ik heb jullie weggeleid uit het slavenhuis! Zo verging het de leerlingen op de Tabor, toen diezelfde stem klonk: déze is mijn liefste zoon, hoort naar hem! Als de wolk verschijnt ontmoeten twee werelden elkaar: de wereld die de mens probeert te maken, én de wereld, welke God voor ogen staat. Daar moeten we soms bij slikken en daarom wordt er ook gezegd: weest niet bang! Het gaat namelijk om leven, toekomst en ruimte, niet om dood en vernietiging. Toch is het waarschijnlijk dat de herders het meest zijn geschrokken van de boodschap zelf: de Messias is geboren!
De Messias is geboren! Ik heb soms wel eens de indruk dat het ons christenen niet zoveel doet. Ja, met kerstmis vieren we de ge¬boorte van een kind, en Jezus is zijn naam. Dat weten we nog wel. Maar is dat zo opmerkelijk? Er zijn in de loop van de geschiedenis toch talloze mannen en vrouwen geboren, die evenals Jezus wonderen van goedheid hebben bewerkt, grote tekenen van mensenliefde hebben gesteld, geleden hebben voor hun politieke overtuigingen, en gemarteld zijn om hun godsdienst. En dat is nog steeds zo. Als je het evangelie leest als het

levensverhaal van een goed en wijs mens, kom je nooit bij de blijde boodschap uit.
De blijde boodschap aan de herders is dat de Messias is geboren. Daarom zegt iedere evangelist dat hij de blijde boodschap verkondigt dat Jezus de Christus is. Dat na twee-duizend jaar moeizaam geloven in voor - messiaanse tijden, op een klein stukje aarde, het land van Israël, eindelijk de vliezen van Wet en Profeten gebroken zijn, en een kind hebben gebaard, dat de lang verwachte Messias van God is. Dat met zijn komst een wereldwijd godsvolk wordt geboren. Wij noemen hem daarom de Christus. Jij bent de Messias belijdt Petrus namens ons allen. Beide namen betekenen Gezalfde. Christus is geen achternaam, zoals velen denken, maar een titel en een signaal van Godswege! De Gezalf-de van God is zijn beeld, zijn stem, zijn woord, zijn daad, kortom: hét beeld en dé gelijkenis van de Eeuwige: dé zoon. De liefste, gelijk Jozef dat was voor Jakob! Met de komst van de Messias is de wereld een nieuwe toekomst ingegaan. Niet wij zullen bepalen wat goed is maar de Eeuwige, want dat stijgt ver uit boven de mogelijkheden van ons den¬ken, ons technisch vernuft en onze speculaties. De komst van de Messias betekent dat maar één verhaal zal standhouden. Gods heerschappij van vrede en geweldloosheid zal altijd weer alle menselijke verhalen, beschouwingen, theorieën, en uitvindingen achterhalen en voorbijstreven. Daarom horen we samen met de herders de blijde boodschap: er is ons een ver¬losser geboren, de Messias van de Eeuwige. Daarom worden de herders in de 'nacht van het niet weten' aangesproken. Daarom worden wíj aangesproken. Daarom gaan de herders zien. Daarom gaan wíj zien. Wij willen, ja moeten weten dat het waar is. Want wij zijn geroe¬pen niet alleen om herders en hoeders te zijn van hen, die met ons geloven, maar vooral van hen, die daarbuiten staan. Zo mo¬gen we onze wereld duidelijk maken, dat God bekommerd is om heel onze samenleving en om ieder mens persoonlijk, die daarvan deel uit maakt
. In die zin hopen wij toch, zusters en broeders, dat wij dit nieuwe jaar gezegend worden, zodat we noch onszelf verloochenen noch anderen laten vallen. Dat we werkelijk zien wat er in mensen leeft en omgaat. Dat wij ieder, die wij ontmoeten en met onze mogelijkheden kunnen helpen, van dienst zijn. Een nieuw jaar om het weer te proberen. Een gezegend jaar!

Openbaring des Heren: Jesaja 60,1-6; Matteus 2,1-12
2 januari 2011, Antoon Boks OP

Zusters en Broeders, We hebben weer een keer de geboorte van de Koning van de vrede gevierd. Velen van ons hebben gestaan bij de kribbe van Jezus en gebeden om vrede voor onszelf, onze families en de wereld. Maar hebben we voordat we de kerststal verlieten ook die Wijzen gezien die daarachter in de rij stonden? Zij zijn de laatkomers, die lang onder weg waren geweest; ze hebben veel achtergelaten en moeten nog lang verder voordat ze eindelijk kunnen gaan rusten. Ik heb zo het idee, dat ze geen vrede hadden in hun doen en laten voordat ze op tocht gingen – anders waren ze er toch nooit aan begonnen. Toen ze weer thuis kwamen, "langs een andere weg," werden ze toen herkend als de wijzen, die ze al die tijd waren geweest? Nadat ze toch wel een heel aparte ervaring hadden meegemaakt?
In Gods wijsheid werd een geheim plan zichtbaar voor de vroege Kerk en nu ook voor ons: God maakte heidenen en Joden tot mede-erfgenamen; ze deelden beiden in de vervulling van de beloften van God in Jezus Christus.
God had wel een volk uitverkoren, maar dat was niet omdat ze beter waren dan de anderen, maar omdat ze voor die anderen konden zorgen. We moeten lichten zijn die de moderne wijzen, zoekers naar Christus moeten leiden. Terwijl God zeker werkt onder alle mensen van welk geloof ze ook zijn en zelfs onder de ongelovigen, geloven wij dat wij in Jezus de rijkdom van de waarheid bezitten, die we, als we daartoe de kans krijgen met andere mensen, die daarin geïnteresseerd zijn, moeten delen.
Vandaag op het feest van de Openbaring des Heren mogen of moeten we ons afvragen: of ons leven het licht weerkaatst, dat we in Christus hebben ontvangen? Zien de anderen ons als vergevingsgezinde mensen? Als vredestichters? Precies ook in de donkere tijden van racisme en armoede? Om het samen te vatten zijn wij in een donkere wereld het licht dat andere mensen leidt naar Christus? Jezus zit weer aan de rechterhand van God in de hemel. Hij is niet langer zichtbaar – tenzij door zijn leerlingen, die hun licht laten schijnen zodat zijn aanwezigheid bij ons blijft.
De lezingen zijn vandaag duidelijk genoeg: Gods genade kan niet beperkt blijven tot een paar gelukkige mensen. De wijzen begrepen dat de volwassen Jezus zou leven en sterven voor zondaars en tollenaars en dat armen en heidenen zouden worden aangetrokken door Jezus en aan zijn tafel zouden worden uitgenodigd.
Vandaag kijken we naar de Wijzen en kunnen we elkaar misschien toewensen: "Moge de onrust van de Heer met je zijn." Terwijl heel veel mensen vrede nodig hebben mogen we in deze Eucharistie bidden dat een aantal van ons minder zelfgenoegzaam is, minder vastgeroest. Misschien zou voor verschillende mensen onrust een betere zegen zijn.
In het begin van de evangelielezing zijn de Wijzen de sleutelfiguren. Zij schijnen keurig bij de stal te passen, maar zij keken steeds weer in de nacht naar de donkere hemel en zochten naar tekens. Ze waren rusteloos; zij waren onderzoekers. Zij waren niet tevreden met hun leven, anders zouden ze niet de ster zijn gevolgd? In plaats daarvan verwachten ze meer, al wisten ze niet waar ze naar op zoek waren. Lijken wij een beetje op hen? Hebben we ooit ons oude  leven en onze vroegere manieren achter ons gelaten, ook al wisten we niet zeker waar we naar op zoek waren? Wisten we wel dat het leven meer te 

bieden, meer betekenis had? We begonnen te zoeken – zo waren we één van de moderne wijzen die een licht in het donker zagen en benieuwd waren waar het naar zou kunnen leiden.
Of misschien werden we er wel door de omstandigheden toe gedwongen. De grond werd onder onze voeten uit gehaald. Onze plannen waren verbrijzeld en we hadden dat eens zo veilige gevoelde leven niet meer. We moesten het achter laten. Wat ook de reden was, eigen keuze of gedwongen, we sloegen aan het reizen met vragen. Waar zochten we naar? Waren we zeker dat we zouden vinden waar we naar op zoek waren. We wisten wel dat het heden donker was en dat de toekomst onzeker was.
Hadden de Wijzen wel zekerheid toen ze op weg gingen? Er waren hoopvolle tekens. Een licht leidde hen door de duisternis. Het licht leidde hen naar hun doel; soms noemen we dat het licht aan het eind van de tunnel. Wat voor licht hebben wij in onze duisternis en bij onze vragen? Het feit dat wij hier vandaag samen Eucharistie vieren zegt dat wij licht zien, waar we ondanks de duisternis in onze wereld op vertrouwen. Wij vertrouwen ons toe aan dat licht omdat we al zo ver zijn gekomen dat die rust ons wacht met nieuw leven.
De wijzen waren wijs, ook al zullen veel van hun tijdgenoten hen voor dwaas hebben uitgemaakt. Familie, vrienden en buren zullen heel wat vragen gesteld hebben toen ze hun reis begonnen. “Waar ga je naar toe?” “Ben je gek!” “Je zult de weg kwijt raken!” Ze hadden geen tom-tom. Onderweg stelden ze vragen en gaven daarmee toe dat ze hulp nodig hadden. Zij stelden soms vragen aan de meest onwaarschijnlijke mensen zoals Herodes en de godsdienstige leiders. Schijnbaar boden Herodes en zijn omgeving hun hulp aan, maar zelf deden ze geen van allen iets – zij bleven waar ze waren. Al kwam Herodes wel snel met een slecht plan op de proppen.
Wij kunnen en moeten ook op onze reis door de duisternis vragen stellen aan mensen met ervaring, die we wijs vinden. Wij zullen hopelijk van hun antwoorden leren. De Wijzen werden gewaarschuwd in een droom. Zij voelden aan dat Iemand aan hun kant stond. God laat zoekers niet zo maar achter. Het was een vreemde en onbekende tocht en ze keerden als andere mensen naar huis terug. En ik wed, dat toen zij terugkeerden, hun omgeving anders was geworden. Herkenden de mensen hen nog of vonden ze hen verschillend, veranderd of raar?
We danken onder deze Eucharistieviering dat we op onze weg ons geloof als een licht hebben in een donkere onzekere vragenstellende en ziek makende tijd. In die duisternis is ons geloof steeds het leidende licht geweest. We danken in deze Eucharistie al die mensen die bewust of onbewust ons inzicht geven op onze levensweg. We zijn dankbaar voor de wijsheid die we ontvangen, die ons helpt om in de duisternis te kunnen kijken. We bidden vandaag ook voor onszelf omdat allerlei mensen, kinderen, familie, vrienden medewerkers op ons vertrouwen. We bidden dat we voor hen een licht kunnen zijn als zij zover komen, dat ze ons vragen stellen, omdat ze belangrijke beslissingen willen nemen en op reis willen gaan, want zo zijn we samen met hen als de Wijzen, Gods volk onderweg.

De Doop van de Heer: Jesaja 42,1-7; Matteus 3,13-17
9 januari 2011, André Lascaris OP

Wanneer wij in de krant zouden lezen dat iemand benoemd is tot ‘zoon van God’ zouden wij zeer verbaasd te zijn. We zouden onze wenkbrauwen fronsen en misschien wel een protest sturen per e-mail of twitter of facebook of via een ingezonden brief. Toen de evangelist Matteüs zijn verhaal schreef over de doop van Jezus, waren zijn lezers niet zo verbaasd. Zij waren meer dan wij gewend aan de titel ‘zoon van God’. De koning van Juda en Israël werd immers al heel lang ‘zoon van God’ genoemd. En dat gold ook voor heel het volk: dat volk was ‘zoon van God’. Matteüs concentreert alles wat er over de koning en over het volk gezegd wordt in de figuur van Jezus.
‘Zoon van God’ is kennelijk een taak, een functie, een opdracht, een roeping. Die opdracht vinden we geformuleerd onder anderen in de eerste lezing uit de profeet Jesaja. Hij zal recht brengen. Hij zal ieder mens tot zijn recht laten komen. Een paar dagen geleden las ik nog dat veel mensen ontevreden zijn over hun leven. Ze hebben het gevoel dat hun geen recht gedaan is, en dat het leven onrechtvaardig is geweest voor hen. Het volk, en zijn koning, moeten juist zorgen dat ieder mens tot volheid komt. Hij moet dat bovendien doen op een bepaalde manier: niet door geweld en macht en gewelddadig taalgebruik, niet door zwakke mensen nog verder te verzwakken, maar in tegendeel mensen te bevestigen en het gevoel te geven dat zij de moeite waard zijn. Hij moet mensen leren zien waar het geluk te vinden is, dat God de volheid van hun leven is, en dat ze hun volheid kunnen delen met anderen. Hij of zij, het hele volk, moet aan andere mensen op deze wereld, aan andere volkeren, laten zien wat het betekent te leven met God, en te leven in rechte verhoudingen.
De zoon van God vertegenwoordigt God. Het is een beetje zoals wanneer de ouders overlijden of niet meer in staat zijn beslissingen te nemen, dan nemen hun kinderen hun taken over. Alles wat nog niet is afgewerkt, werken zij af. Zij vertegenwoordigen hun overleden ouders of afwezige ouders. Zij doen alles zoveel mogelijk in overeenkomst met de wensen van hun ouders. In de tijd van het oude Israël en van Jezus was het al te was het altijd de zoon die de belangen behartigt de van zijn ouders. Maar natuurlijk kan ook een vrouw zoon van God zijn. Een zoon van God vertegenwoordigt God bij de mensen en de mensen bij God. God is aanwezig bij de mensen door zijn zoon. Deze vertegenwoordigt hem, en doet wat God wil. Hij weet ook wat God wil: recht doen.

Vandaag wordt ons verteld, ons geopenbaard, dat Jezus de opvolger is van de koning en het volk van Israël en bij uitstek de vertegenwoordiger is van God. In hem is God aanwezig. In hem woont God, zo zal later gezegd worden. Hij is het woord van God. En is onze voorspraak.
Dat hij zoon van God is als opvolger van de koning en van het volk, drukt Matteüs uit doordat Jezus zich laat dopen door Johannes. In de laatste 2000 jaar is er nogal wat veranderd in de doop praktijk. 1k heb in Ierland een half jaar geleden een doopdienst meegemaakt van de Anglicaanse kerk. Het viel me op dat het kind nauwelijks met water in aanraking kwam: de voorganger legde zijn hand zijn natte hand op het voorhoofd van het kind en dat was het dan. Hier in de kapel kunt u een flinke plens verwachten uit onze handen als u gedoopt wordt. Water uitstorten is eigenlijk iets van de laatste 8 eeuwen. De oudste vorm van dopen is dat je er helemaal in ondergedompeld wordt. En het hoogtepunt van het dopen is dan niet dat je het water ingaat of in het water bent, of overdekt wordt met water, maar dat je het water verlaat.
Dat is het moment van de vrijheid want het water vertegenwoordigt de chaos in de wereld. Jezus en wij vieren dat wij uit de chaos, de rechteloosheid, bevrijd worden zoals in het scheppingsverhaal toen Gods Geest over de chaos zweefde zoals een duif en we werden opgeroepen om beeld van God te zijn. De doop herinnert ook aan de doortocht door de Rode Zee: dat Israël uit het water kwam, de vrijheid tegemoet. En voor ons christenen geldt, dat wij herinnerd worden aan het leven en de dood en verrijzenis van Jezus. We identificeren ons met hem. Of liever hij identificeert ons met zichzelf. Hij is onze leidsman.
Zo worden wij kinderen van God, zonen en dochters van God. Wij zijn geroepen om God te vertegenwoordigen op aarde. Om zijn liefde en zijn tederheid present stellen in deze wereld. Om zelf vol te worden van de geestkracht van God. En om elkaar te vertegenwoordigen bij God.
Wij hoeven niet het onmogelijke te doen. We kunnen slechts proberen ons te laten inspireren door Jezus en in relatie te staan met degene die meer is dan wijzelf, met God die laatsten eersten doet zijn, de armen verheft. Hij wil dat zijn liefde, zijn geestkracht, door ons heen gaat, zodat wij vanuit de chaos en vanuit het gevangen zitten in de onrechtvaardige wereld ware vrijheid vinden, volheid vinden, vrede met onszelf en vrede met anderen. Door Jezus te volgen: worden wij zonen en dochters van God, mensen die heil brengen en daarin onze bestemming en volheid vinden.

Bruiloft van Kana: Jesaja 62,1-5; Johannes 2,1-12
16 januari 2011, Theo Koster OP

Een rode draad in de vele verhalen die samen de Bijbel vormen is, dat mensen verstoten worden, dat mensen in de steek gelaten worden, dat mensen zich verlaten voelen. Wij zoals we hier zitten passen zonder enig probleem in deze Bijbel. Deze Bijbel is ons huis, waar we ons al of niet op ons gemak, thuis voelen. Verstoten, in de steek laten, verlatenheid kennen we immers uit eigen ervaring. Soms overkwam het onszelf, waren of zijn we lijdend voorwerp, vaker waren en zijn we, als deel van het rijke westen, bewust of onbewust dader; zijn wij het die mensen en groepen van mensen in de steek laten, aan hun lot overlaten of zelfs verstoten.
Hier in ons eigen Nederland worden dagelijks kinderen mishandeld en misbruikt. Ouderen krijgen geen of weinig aandacht, want aandacht kun je niet uitdrukken in zorgminuten. Dagelijks zien we in het nieuws de ellendige situatie van mensen in Afrika of Azië, waar wortels liggen van onze rijkdom, de Gouden Eeuw, slavenhandel. Kan ik daar dan wat aan doen, vraagt u zich wellicht af? U, wij kunnen de ellende in onze wereld niet stoppen, en wij kunnen ons gezicht ook niet afwenden; wij worden uitgenodigd deze, onze situatie onder ogen te zien. Onze aanwezigheid hier rond de Bijbel is een bevestiging van deze uitnodiging. De Bijbelverhalen openen onze ogen en oren voor de situatie van de wereld waarin wij leven. We horen, dat de bestaande ellende niet het laatste woord heeft.
Jesaja spreekt over liefde, heil, redding voor de verlatene, de verstotene. Die liefde, die redding komt van God. In beide lezingen is direct duidelijk, dat deze God totaal niet lijkt op hoe wij ons god vaak voorstellen: een almacht, een laatste redder in de nood, een man met baard die aan de touwtjes trekt, m.a.w. een verlengstuk van menselijke macht. Wij mensen kunnen houden van welvaart, van techniek, olie en gas, maar onze welvaart, onze wetenschap, de macht van Europa houden niet van mensen. De god die wordt aangeduid met de Levende, IK ZAL ER ZIJN, heeft welbehagen in mensen, houdt van mensen, wil zich verbinden met mensen, zoals mensen die van elkaar houden dit willen vieren in een bruiloft. Op liefde heb je geen recht, je kunt liefde niet opeisen of je toe eigenen. Je mag hopen dat jouw liefde gezien, ervaren wordt.
Uit liefde kan de Levende niet zwijgen; IK ZAL ER ZIJN kent geen rust voordat het gezien wordt. Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal de Levende u huwen, en als een bruidegom blij met u zijn. De bruiloft is hét beeld in de Bijbel van het verbonden zijn van deze God met haar mensen, van hun wederzijdse trouw die zichtbaar wordt in die nieuwe wereld, in het koninkrijk van God waarin ieder mens tot haar, tot zijn recht komt. Wat werd en wordt naar dit Rijk uitgezien.

Intens horen we dit klinken in het evangelie. Een periode van wachten en uitzien wordt afgesloten op de derde dag, de dag waarop het eindelijk zal gebeuren, alles goed komt. Het gebeurt in Galilea, dat land van de heidenen werd genoemd, vergelijkbaar met uitdrukkingen als het donkere zuiden of hoge noorden, dus op een plaats waar je dit absoluut niet zou verwachten. Er wordt bruiloft gevierd, maar wie er trouwen worden niet genoemd. Om de bruiloft gaat het, om het verbond van God en mensen, hun wederzijdse trouw.
Wijn is het herkenningsteken van het komende koninkrijk van God. Maar die wijn ontbreekt; het Rijk Gods is afwezig, de wereld onbewoonbaar. Aanwezig is de moeder. Er staat niet dat ze is uitgenodigd, zoals Jezus en zijn leerlingen. Ze ís er gewoon. IK ZAL ER ZIJN komt dan als associatie bij me boven. Zij neemt het initiatief. Bij Johannes, maar ook elders in de Bijbel, zijn het telkens weer vrouwen die de weg wijzen, het eerst herkennen. Is dat sindsdien opgehouden? Nee; dit aanvoelen van vrouwen en het van daar uit handelen krijgt alleen veel te weinig aandacht, in kerk en samenleving.
“Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.” Dit is geen terechtwijzing en zo wordt het door zijn moeder ook niet opgevat. Zij en wij worden erop geattendeerd dat ons heil niet in het verlengde ligt van ons handelen, niet uit óns voortkomt. Het komt naar ons toe; zelfs Jezus heeft het niet in de hand; de Vader beslist wanneer het koninkrijk openbaar wordt. De moeder gaat voor, wijst de weg, geeft de dienaren de opdracht te horen en te doen. Zij belichaamt als het ware de Thora, de joodse wet, die het heil niet is maar richting wijst naar het heil.
En dan is er ineens die wijn, in grote overvloed en van uitzonderlijke klasse. In het doen en laten van Jezus wordt de Eeuwige en zijn Rijk zichtbaar. Vanaf het begin deelt Jezus in de overvloedige liefde van wie hij aanduidt als de Vader. In hem breekt dit Rijk eindelijk door. De leerlingen zien het en geloofden in hem.
Wij leven in een wereld waarin het nog steeds niet goed toeven is; daarvoor is er teveel ellende om ons heen, in ons eigen leven. De Bijbelverhalen openen ons hiervoor de ogen en laten ons horen, dat pijn en verdriet niet het laatste woord hebben. Dit krijgen we hier vandaag niet alleen te horen, maar ook te zien. Straks zullen we van de wijn drinken die ons wordt aangereikt, er Jezus in ervaren die zich met ons en ons met elkaar verbindt. Even zullen we dat koninkrijk ervaren.
Zal dat onze wereld veranderen? Dat zal zeker onze wereld veranderen. Niet dat wij nu alle ellende die we straks tegenkomen kunnen oplossen. Dat kunnen wij niet, en dat hoeven wij ook niet. Wij zullen het echter niet onze rug toe draaien, noch bij de pakken neerzitten, en hen die in nood zijn, nabij blijven vanuit een doorleefd vertrouwen op de Levende die liefde is: IK ZAL ER ZIJN.