PREKEN VAN DE DOMINICAANSE GEMEENSCHAP TE HUISSEN: Advent en Kersttijd 2013-2014 (A)


 
1ste zondag van de advent: Jesaja 2,1-5; Matteus 24,37-44
1 december 2013, Antoon Boks OP

Het is Advent. Deze eerste week van het kerkelijk jaar kijken we nog even niet naar Kerstmis – want we houden ons eerst nog bezig met Sinterklaas, alleen weet ik niet of het voor het laatste jaar is dat hij met zwarte Piet komt.
Maar kunnen we nu met een gerust hart al dan niet gezamenlijk verlanglijsten maken om op te sturen naar Sinterklaas of zijn Amerikaanse equivalent Santa Claus zonder te kijken naar al die persoonlijke, nationale of mondiale problemen?
Te veel mensen hebben pijn. We kunnen onze ogen niet sluiten voor de leden van onze familie en vriendenkring die in precaire situaties verkeren door de crisis. Om maar niet te praten van alle andere situaties waarmee we geconfronteerd worden door de media:
De wanhopige toestanden waarin de Syriërs verkeren zowel degenen die nog in hun eigen land zijn als degenen die hun land zijn ontvlucht. Mensen die het meest essentiële moeten missen: veiligheid, voedsel, medicijnen, een dak boven hun hoofd vooral nu het winter wordt.
De Filippijnen die zo’n verschrikkelijk natuurramp hebben meegemaakt, zijn totaal ontredderd na het verlies van soms alle familieleden, terwijl hulp heel langzaam op gang kan komen…
Daarom hebben we de Advent nodig voordat we al dan niet slecht theologische kerstliedjes gaan zingen. We moeten de werkelijkheid bekijken; de wereld heeft pijn en voor teveel mensen is de toekomst alles behalve rooskleurig. Maar er zal nog voldoende tijd zijn om rond de kribbe te staan en te kijken naar onze mens geworden hoop – maar nu nog even niet.
Jesaja opent deze tijd voor ons. Ondanks de somberheid en onze overbelaste geesten loopt Hij met ons een hoge berg op zodat wij een goed beeld van ons heden en de toekomst hebben.
Jesaja leefde in moeilijke tijden, net zoals velen van ons. Het noordelijke Koninkrijk is in handen van de Assyriërs en het leek wel alsof het niet lang zou duren, of hetzelfde zou gebeuren met Juda. De mensen verloren vertrouwen in God en probeerden bondgenootschappen met andere landen te sluiten. Jesaja probeerde hen te overtuigen dat ze alleen bij God veilig zouden zijn. Vandaag horen we over de hoop en veiligheid die Jesaja de mensen namens God aanbood. Jeruzalem zal het middelpunt van Gods onderwijs en een verzamelplaats voor alle volkeren zijn. Er zal geen oorlog meer zijn en niemand zal zich nog voorbereiden op oorlog.
Wij willen allemaal vrede en veiligheid. Dat vragen we voor onszelf, onze families en de hele wereld, maar gebruiken we onze woorden en daden om die vrede en veiligheid te bewerkstelligen? We kunnen de woorden van Jesaja vandaag lezen als een gebed: laten we God vragen om ons te leren om te luisteren naar de woorden van de profeet, zodat we onze zwaarden en speren weggooien. Jesaja roept ons op om wakker te worden, ons hart te veranderen en te streven naar een nieuwe manier van leven.
Wij willen dat oorlogen stoppen. Realiseren we ons dat wij een rol kunnen spelen

 in de opbouw van het vreedzame Koninkrijk dat Jesaja voorziet? Aan zijn visie voegt Jesaja een belofte toe: God zal ons begeleiden en bij ons blijven totdat die visie in vervulling gaat.
In de sfeer van Advent zijn feestelijke bloemen vervangen door een woestijnachtige omgeving met stenen, zand en bladerloze takken. Iets is geëindigd;-iets anders is begonnen. Er kan worden gedacht aan stilstaan bij, nadenken over... en aan gewetensonderzoek.
De lezing van vandaag uit het evangelie heeft zoals altijd een belangrijke boodschap. Laten we ons niet afschrikken door veranderingen en keuzes die we moeten maken. De tijd is kort en we moeten snel handelen. We moeten ons niets laten wijsmaken. Onze levenspatronen kunnen snel veranderen, zelfs uit elkaar vallen. Zijn we klaar voor zulke plotselinge verschuivingen?
Jezus gebruikt een ongebruikelijk beeld om ons wakker te schudden. Hij vergelijkt zijn komst in ons leven met een dief die inbreekt. Hebben we soms een vreemd geluid gehoord in onze kelder of schudde iemand aan de knop van onze voordeur? Als we voorzorgsmaatregelen hebben genomen dan hebben we niets te vrezen. Maar als we dat niet gedaan hebben dan is het misschien al te laat en kan de indringer al in ons huis zijn!
We houden allemaal van een regelmatig patroon in ons leven? Op tijd opstaan en ontbijten, op tijd naar school of naar het werk gaan; werken; thuis komen na het doen van inkopen; eten koken of opwarmen. Jezus waarschuwt ons om niet slaapwandelend door het leven te gaan. Hij zal inbreken op het meest verrassende tijdstip, maar hopelijk is dat niet ongelegen, want Hij is niet een dief die gekomen is om weg te nemen. In plaats daarvan komt Hij, niet om kwaad te doen, maar om ons te redden van onszelf. Veronderstel dat Hij inbreekt in onze zelfgenoegzaamheid om ons wakker te schudden, ons te helpen beseffen dat we moeten veranderen en dat Hij dan bij ons blijft om ons te zegenen en ons in staat stelt om die belangrijke wijzigingen door te voeren, want die zullen ons leven geven.
De waarschuwing van Jezus is niet bedoeld om ons angstig en bezorgd te maken. We zijn niet als sommige mensen die Christus’ terugkeer op elk moment verwachten en daarom naar de woestijn gaan of naar een berg om te eten, te bidden en te kijken naar de verre horizon voor ons. In plaats daarvan geeft Jezus ons de visie van een nieuwe werkelijkheid: het komen van zijn Koninkrijk.
Gewekt door de visie mogen wij terug gaan naar ons dagelijks leven. Het kan voelen als altijd maar hetzelfde, maar nu zien we het bekende vol van Zijn aanwezigheid en met de mogelijkheid van een nieuwe werkelijkheid, n.l. een van gerechtigheid en vrede. Dat is wat God van ons en van de wereld vraagt, want wij zijn geroepen om als Gods kinderen te helpen het Koninkrijk Gods te bewerkstelligen. Jezus Christus heeft ons verlost – en wel voorgoed.
Amen.

2e zondag van de advent: Jesaja 11,1-10 en Mattheüs 3,1-12
8 december 2013, Henk Jongerius OP

In de Bijbel horen wij heel vaak van dromen en visioenen en het zijn vooral de Profeten die daarmee woord geven aan wat zij voor de toe-komst verwachten. Ook vandaag horen wij in prachtige beelden hoe een volk dat in gevangenschap verkeert moed wordt ingesproken. Tegen alle onderdrukking in zal er een mens komen die niet op uiter-lijke schijn ingaat en geen oordeel velt op grond van geruchten. Het is een weerloos en kwetsbaar mens die aan kleine mensen recht doet en zo de belofte is in levende lijve van een nieuwe wereld waarin tegen-stellingen worden opgeheven, heel ontroerend onder woorden ge-bracht in het beeld van een kind dat speelt bij het hol van een slang! Moet je nu zeggen dat dromen bedrog zijn en dat het allemaal wel mooi gezegd wordt maar tenslotte niet gerealiseerd zal worden? Ik denk dat dromen geen bedrog zijn, geen valse projecties van een we-reld die er uiteindelijk toch niet komt. In dromen openbaart zich het aller diepste van ons menselijk verlangen, zij zijn de kwetsbare ver-beelding van wat er zich diep in onze ziel roert, want het verlangen dat onder woorden wordt gebracht leeft eigenlijk in ons allemaal. Ik ben er zelfs van doordrongen dat je niet in God hoeft te geloven om te beamen dat wij allen die visioenen in ons ronddragen.
Zij zijn de verbeelding van wat in de Bijbel het koninkrijk van God genoemd wordt. Dat is een wijze van leven waarin mensen weet heb-ben van die grote verlangens, waarin zij beseffen dat niet wij het laatste woord hebben over ons leven en de toekomst van onze wereld maar dat die visioenen in ons hart zijn gelegd! Dat perspectief van een wereld in gerechtigheid en vrede staat al beschreven in het begin van de Bijbel als in het scheppingslied bezongen wordt hoe alles, de natuur, de dieren en de mensen hun eigen plaats hebben en in de mate dat wij die aan elkaar gunnen zal de wereld ‘goed’ zijn, zinvol leven mogelijk worden en ons geluk als mensen verzekerd!


Dat visioen is de verborgen drijfkracht in mensen geweest aldoor en soms zijn er concrete mensen die die oude woorden ons in herinnering brengen en ons weer vertrouwd maken met ons diepste verlangen. Jesaja was zo’n man, zoals ook Johannes, de voorloper, die gekleed gaat zoals de profeet Elia. Mensen zoals Nelson Mandela die de oude droom hardop uitspreken, beschamen die anderen die genoegen ne-men met de status quo, zowel in de maatschappij als in de kerk! Zij zijn lastig en irritant want ze brengen ons veilige bestaan in beroering! Zij zijn ook een vreugde want zij laten ons weer in alle vrijheid en blij-heid genieten van een goed perspectief.
Wij mogen ons gelukkig prijzen dat wij in onze dagen een man als paus Franciscus horen spreken en omgaan met mensen. Ik beschouw hem als een waarachtig profeet in een wereld die verhardt door indivi-dualisme en letterknechterij opkomt voor de vreugde die het evangelie voor ons allen betekent. Het is goed nieuws voor onze wereld dat het weer mag gaan om bekommernis en zorg voor armen en kleinen, om gemeenzaamheid in plaats van alleen uit zijn op eigen geluk en wel-vaart. Deze waarachtige herder roept ons op zijn geheel eigen manier terug tot het visioen van het rijk van God waarin mensen bejegend worden met barmhartigheid en bewogenheid. In die ogenschijnlijk kleine gebaren en woorden wordt zichtbaar wat ook Jesaja zegt dat er uit een oude tronk een nieuwe loot gaat ontspringen! Wij mogen en kunnen hoopvol leven als wij in liefdevolle aandacht voor elkaar leven, niemand buitensluiten maar opengaan voor elkaar. Die waarachtige goedheid zal uiteindelijk alle kwaad uit onze wereld verdrijven zodat wij als waarachtige mensen kunnen leven. Dat moge ons allen geschonken worden.

3e zondag van de advent, Jesaja 35, 1-10; Matteus 11, 2-11
Ineke van Cuijk OP

Met andere woorden: is Hij de Messias?? Voor wie en waarom zit ik in de gevangenis? Vandaag, lieve mensen, wordt Nelson Mandela begraven. Ik denk dat ieder van ons, hier in de kapel, wel een beeld, een herinnering van deze bijzonderenman voor ogen heeft. Ik moet nog vaak denken aan de beelden van zijn bevrijding op 11 februari 1990. Een levenslange gevangenisstraf was ten einde. Indrukwekkend. Wij mensen leven van beelden. Zo kunnen er vandaag ook allemaal beelden naar boven komen bij het horen van de tekst uit Jesaja.
Al drie zondagen achter elkaar horen wij de profetieën van Jesaja – prachtige visioenen. Op de 1e Zondag van de Advent hoorden wij in dat visioen: …..dan trekken wij op naar de berg van de Heer. Hij zal ons zijn weg wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen. Zwaarden worden omgesmeed tot ploegscharen en speerpunten tot sikkels. Laat ons wandelen in het licht van de Heer. Op de 2e Zondag zagen wij een twijg ontspruiten aan de stronk van Isaï; vol van de geest van wijsheid en inzicht, van beleid en sterkte, van kennis en ontzag, de wolf en het lam liggen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, koe en berin sluiten vriendschap, een kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang. En vandaag op de 3e Zondag horen wij dat ‘de steppe zal bloeien’. Laat de woestijn en ’t dorre land zich verheugen, de wildernis bloeien als de krokus, zwakke handen worden weer krachtig, bevende knieën worden sterk. Zeg tot allen die radeloos zijn, houdt moed, weest niet bang want hier is uw God. Wat een kleurenpalet aan beelden…………om stil van te worden.
Veelbelovende woorden vol hoop, vol verwachting. Jesaja wil ons een blijde boodschap brengen.
En kunnen wij daar wat mee? Voelen we ons rijk met zulke beelden? Of juist niet? Soms ziet het leven er niet zo kleurrijk uit – soms kunnen wij het gevoel hebben in een woestijn te leven. En soms hebben wij niet eens de media nodig om te weten en te ervaren dat er hele moeilijke kanten aan het leven – aan ons leven – zitten. Allemaal, zoals wij hier zitten, kennen wij wel momenten dat het leven dor en woestijnachtig voelt, door ziekte, door verlies van een partner, een ouder, een kind – of je weet dat je baan op de tocht staat of er zijn problemen binnen het gezin. We kunnen dan overvallen worden door twijfels en weten soms niet waar we het moeten zoeken.
Kunnen we dan iets met die mooie beelden van Jesaja?? Troosten ze ons? Geven ze ons moed? Of voelen we ons op dat soort momenten meer thuis bij Johannes. Hij twijfelde ook. Hij zit in de gevangenis en het ziet er voor hem helemaal niet zo veelbelovend uit. Integendeel. Wat kan hij met al die mooie woorden, al die verhalen over Jezus, met zo’n blijde boodschap. ‘Bent U het die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?’ Het is toch niet voor niets? Als je zoals Johannes in de gevangenis zit, of wanneer wij het gevoel hebben in een ‘woestijn’ te leven dan wordt de twijfel heel sterk. Hij – en wij soms ook - zit te springen om troostvolle woorden. Om erkenning misschien. Of in ieder geval het gevoel dat het niet allemaal doelloos is. En dat herkennen wij, denk ik, wel. Wij 

kunnen alleen maar verder als we ons kunnen laten troosten en oog blijven houden voor het goede wat er om ons heen gebeurt en zodoende kunnen wij de hoop bewaren. Jezus zegt niet: Ik ben de Messias. Hij nodigt de leerlingen van Johannes uit om hun meester te vertellen wat zij zien en horen – wat zie je met je eigen ogen? Blinden zien weer, kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen. Net als bij Jesaja: Hier is uw God – Hij komt u redden. Dan worden de ogen van de blinden en de oren van de doven geopend. Dan danst de kreupele als een hert en juicht de tong van de stomme. Beelden waarvan je hart opspringt -
In zijn boek ‘Brieven aan Olga’, beschrijft Vaclac Havel zijn gevangenisperiode. Ook zo’n persoon van gevangene naar president!! Op 11 januari 1981 schrijft hij aan zijn vrouw Olga: ‘Ik ben tot een belangrijke conclusie gekomen, namelijk dat alles vergankelijk is. Iedere crisis, depressie, iedere mislukking, iedere ingewikkelde en schijnbaar onoplosbare situatie, kortom, al het nare heeft toch altijd een goede eigenschap, het gaat voorbij – Zelfs wanneer het op een gegeven moment uiterst onwaarschijnlijk lijkt – Het gaat hoe dan ook voorbij en er moet een eind aan komen. Dat geldt, dat hoop ik tenminste, ook voor mijn verblijf in de gevangenis’.
Waar komt die kracht vandaan? Hoe kan het dat Johannes, dat Havel, Nelson Mandela, dat wij, u en ik het uithouden in soms onmogelijke situaties?? Menselijkerwijs lijken dingen onmogelijk, maar toch…….. Jesaja schenkt ons beelden van ‘onmogelijke’ situaties: zwaarden worden ploegscharen – Een panter en een bokje samen – een bloeiende woestijn. Het onmogelijke wordt mogelijk!! De werken die Jezus verricht zijn het keurmerk van zijn identiteit. Zoals bij Jesaja het komen van God herkend kan worden aan het geschieden van de dingen die je niet zo mogelijk had gehouden, zo is dat bij Jezus ook. Verlos ons, laat er vrede komen, vervul wat mensen dromen.
Beelden zoals Jesaja en Jezus ons aanreiken, kunnen ons helpen. Gebeurtenissen in het leven dichtbij en ver weg kunnen die hulp bieden: Een onverwachte uitnodiging, een telefoontje van iemand waar je lang niets van gehoord had, een spontane ontmoeting, een klein kind dat verwachtingsvol naar je opkijkt. En er is voor ons christenen nog een andere Bron van Kracht: Het geloof in een God die zwakke handen kracht geeft en bevende knieën sterk maakt. Onze God die zegt ‘Ik zal u redden, wees niet bevreesd. Ik ben immers de Heer uw God, uw verlosser. In dat geloof kunnen wij straks zingen: De steppe zal bloeien. Dit lied heet ook het lied van de opstanding. Oosterhuis heeft dit beeld van Jesaja voor ogen als hij dit lied schrijft en wat wij kunnen uitzingen: In deze donkere dagen voor Kerstmis biedt de liturgie ons allerlei beelden van hoop, van licht, van troost, van vertrouwen. In ons mensen ligt de kracht die beelden te zien, te horen, te ervaren zodat zij ons kunnen versterken. Dat het op die manier Advent voor ons mag zijn. Dat wij geraakt kunnen worden door de Blijde Boodschap: Dat wij kunnen opstaan en lachen en juichen en leven. Daartoe helpe ons de Algoede God. Amen.

4e zondag van de advent:Jesaja 7, 10-14; Matteus 1, 18-24
21 december 2013, André Lascaris OP

In de dagen en weken die komen, horen we weer de prachtige verhalen rond de geboorte van Jezus. Het geboorteverhaal van Matteüs, de wijzen uit het oosten, de vlucht naar Egypte, de kindermoord in Bethlehem, de terugkeer van Jezus uit Egypte en zijn wonen in Nazaret. En dan Lucas met zijn geboorteverhaal met de herders, de ontmoeting in de tempel met Simeon en Anna, en het vinden van Jezus in de tempel op twaalfjarige leeftijd.
Het is duidelijk dat de twee evangelisten geen geschiedenis van de jeugd van Jezus hebben willen schrijven. Ze waren daarin niet geïnteresseerd. Ze schreven geen biografie. De verhalen worden ook in de kerk niet gelezen in chronologische volgorde. En pogingen de twee verhalen van Matteüs en Lucas tot één verhaal te maken zijn allemaal gestrand. Dat lukt niet.
De evangelisten waren misschien niet eens erg bekend met de jeugdjaren van Jezus. Ze schreven hun verhalen niet op als een mooie geschiedenis, maar met als doel uit te leggen aan hun tijdgenoten, eerst de joden en daarna de heidenen en nog langer daarna aan ons, wie Jezus was, welke taak hij vervulde, hoe hij God in onze wereld bracht. Ze proberen te zeggen wie Jezus is aan de hand van verhalen.
Ze hebben zich daarbij een moeilijke opdracht gegeven. Stel je voor dat je bij je partner of zoon, dochter, vriend thuis komt met het verhaal dat je een belangrijk mens hebt ontmoet: de koning of een minister of een sportster of de paus. En ze vragen je wat voor een man of vrouw hij of zij is. Nou je kunt misschien gemakkelijk zijn of haar uiterlijk beschrijven, maar wat je tafelgenoten werkelijk willen weten is wie en hoe hij of zij is. Dan zeg je misschien: nou hij lijkt wel op oom Piet of tante Klazien, ook zo geestig. Of je zegt een geestige man, vrouw. Hij/zij zit goed in zijn vel. Maar het is moeilijk iemand goed te beschrijven. Je hebt er vaak geen woorden voor. Je begint een beetje te stotteren, je komt er niet goed uit.
Die verlegenheid voelen de evangelisten ook. Bovendien is het voor hen duidelijk dat Jezus op een of andere manier verbonden was met God. En dan wordt het helemaal moeilijk. Hoe kun je over God iets zeggen? Alle menselijke woorden schieten tekort. We kunnen alleen wat stotteren. Er zijn geen formules of definities waarin je God in kunt vangen, je hebt geen vergelijkingspunten. Matteüs probeert het gelukkig toch.
Hij herinnert ons aan de verhalen van het Oude Testament en de mannen en vrouwen die daarin voorkomen. Denk eens aan de geboorte van Isaac. Zijn ouders waren onvruchtbaar pas toen ze rond de honderd waren, werd Isaac geboren. Het komt vaker voor in het Oude Testament dat de geboorte van een 

kind wordt aangekondigd aan een echtpaar dat geen kinderen kan krijgen. Het is niet de wil van de man of vrouw, die het kind doet komen; vooral de man, met zijn mannenkracht en stoerdoenerij staat meer of minder buiten spel. Simson, een van de zogenaamde rechters, wordt pas geboren na een verschijning van de engel van de Heer, van God zelf. Zo ook wordt Samuel geboren uit een vrouw van wie iedereen aannam dat zij onvruchtbaar was. Beslissend is Gods werking. Zulke mensen die zo in de wereld gezet worden, zijn een godsgeschenk. Deze mensen handelen in de geest van God. Matteüs probeert dit nog sterker te benadrukken door te zeggen dat Maria een maagd was toen ze zwanger was.
Matteüs verwijst verder naar David, die een groot koning werd, maar wel eerst als een bijna weerloze herder de reus Goliath moest verslaan. Jozef moet het nieuw geboren kind ‘Jezus‘ noemen, of liever, Jozua. Deze Jozua was de knecht van Mozes. Hij was degene die Israël het beloofde land binnenvoerde. En Jezus zal mensen bevrijden van de schuld die hen kan neerdrukken en ze in een nieuwe wereld zal binnen voeren. Matteüs verwijst ook nog naar de profetie van Jesaja. We weten niet naar welk kind Jesaja verwees. Maar de geboorte van het kind was een teken dat Juda, Jeruzalem, in de tijd van Jesaja en koning Achaz, eind achtste eeuw v. Chr., niet vernietigd zou worden. Al die mensen met knikkende knieën roept Jesaja op en in zijn voetspoor Matteüs te vertrouwen, niet in het grote en machtige, maar in het kleine en weerloze.
Nu horen wij deze oude verhalen. We horen ze in een tijd dat het niet meer vanzelfsprekend is dat je een christen bent. Misschien wel juist met kerstmis wanneer families en vrienden bij elkaar komen, spreken we met mensen die geen flauw benul hebben wat we met kerstmis vieren. Kerstavond? Nou dat is een goede avond om naar de bioscoop te gaan zoals een kapster mij vertelde terwijl ze bezig was mij te knippen.
Je kunt zeggen: we vieren de geboorte van Jezus Christus. Maar de volgende vraag is dan: wie is hij, wat betekent hij voor onze wereld? Dan zijn we zelf ook min of meer gedwongen te stamelen, te stotteren, naar woorden te zoeken, Wat betekent hij voor mij, voor ons, voor onze wereld?
Het is goed dat we stamelen, en geen helder formule kunnen vinden zoals vaak wel in de wiskunde en natuurwetenschap. We hebben geen woorden voor wat boven onze taal uitgaat, voor God en voor Jezus die groter zijn dan onze beelden. Dit maakt wat we stamelend zeggen betrouwbaar. Het komt uit ons hart. Jezus komt in onze wereld, niet als een overdonderende reclame boodschap, maar in het luisteren en in de stille ademtocht, in geestkracht, als een klein licht midden in een winternacht.

Kerstnacht: Jesaja 8,23 – 9,7 * Lucas 2,1-20
24 december 2013, Henk Jongerius OP

Er werd een volkstelling gehouden in heel het Romeinse Rijk, hoorden wij. Waarom houdt een keizer een volkstelling? Om zicht te hebben op het aantal mensen in het land. Het was een instrument om greep te houden op hun onderdanen, om hun zegeningen te tellen en sterk te staan tegenover anderen. Hij wordt met name genoemd: keizer Au-gustus, die al heel wat landen aan zich onderworpen had en zo de stichter is geworden van het Romeinse Rijk. In dat rijk wordt je gere-gistreerd, geteld, worden mensen tot een nummer gemaakt om zo de heerser in het licht te stellen die verheven op zijn troon zit en over mensen heerst tot meerdere eer en glorie van zichzelf.
Het is geen andere wereld dan die wij nu kennen, een wereld van dic-tators die mensen kleineren en de dood injagen, zoals in Syrië ge-beurt, het is de wereld van regeringsleiders die met willekeur mensen behandelen en alle oppositie de kop indrukken, de wereld waarin godsdienst het instrument is om elkaar te lijf te gaan en de levens-adem te benemen. Het is een wereld waarin wij machteloos toezien hoe er mensen opgeofferd worden aan macht en heerszucht, de we-reld waarin wij leven! Het is ook de wereld dicht om ons heen, die van ‘tel uit je winst’ waar het gaat om het vergaren van rijkdom en wij in tijden van crisis klagen dat wij nog maar twee keer met vakantie kunnen gaan terwijl het aantal mensen bij de voedselbanken stijgt. Moeten wij werkeloos toezien of, nog erger, berusten in de gang van zaken die nu eenmaal onvermijdelijk is? Is het onvermijdelijk dat ook in ons eigen land de rijken alsmaar rijker worden en de stille armoede van mensen maar toeneemt? En als wij bedenken hoe het er in onze kerk hier aan toe gaat, zien wij ook dat er over mensen heen gelopen wordt zonder enig mededogen. Is dat het rijk van God dat in het evangelie aangekondigd wordt? Neen, want 

vannacht wordt er een ander rijk aangekondigd. Dat is het koninkrijk waarin een kind geboren wordt dat grote namen draagt: ‘wonderbare raadsman, Vredevorst’. In dat rijk gaat het er anders aan toe, want daar zullen de laatsten de eersten zijn en lammen zullen lopen. Daar is de koning een knecht die vrede en verzoening brengt. Hij brengt mensen tot elkaar en geeft ze een huis. Kortom, in dat rijk tellen mensen wel mee, dragen zij een eigen, kostbare naam en is er plaats, ook al is de wereld onherbergzaam en biedt ze schijnbaar geen plaats en onderdak.
In de profetie van Jesaja horen wij wat er gebeurt op die dag van Midjan, waar weerloze mensen onder leiding van Simson tegenstand boden aan de machthebbers. Daar zien wij een andere wereld zoals die door toedoen van Nelson Mandela gestalte kreeg in Zuidelijk Afrika, het land waarvan Martin Luther King droomde van de gelijkheid van mensen, of een kerk die door toedoen van de nieuwe bisschop van Rome anders naar mensen gaat kijken.
‘Alles van waarde is weerloos’ heeft een Nederlandse dichter ooit ge-schreven en daarmee verwoordt hij dat een werkelijk nieuw begin onder ons mogelijk is als mensen kwetsbaar en weerloos durven wor-den, zich verlaten op elkaar, niet langer heersen maar dienen, niet elkaar bestrijden maar leren beminnen.
Het vieren van de geboorte van Jezus kan niet slechts een herinnering zijn aan het verleden, maar is een uitdaging aan ons om in alle een-voud elke dag opnieuw geboren te worden tot mensen die aan elkaar onderdak bieden. Dat zal de geboorte zijn van een nieuwe wereld waarin elk mens, groot of klein, telt en van waarde is. Waar dat ge-beurt, geschiedt het woord en wordt er een begin zichtbaar van vrede op aarde! Dat wens ik u allen namens onze gemeenschap van harte toe: gezegend kerstfeest!

1e kerstdag Johannes 1,1-18
25 december 2013, Theo Koster OP

Het evangelie volgens Johannes begint met dezelfde woorden als het boek Genesis. Het zijn de eerste woorden waarmee de Bijbel, de geschiedenis van God en de mensen begint. ‘In het begin’ is geen tijdsaanduiding. Wat hier gezegd, geopenbaard wordt, daar draait het om, dat is het fundament van ons bestaan, dat gebeurt dus nog steeds, ook hier en nu.
Plat samengevat luidt dit fundament van ons bestaan: dat God mens wordt. Waarom wordt God mens? Precies zoals ik het nu zeg staat het er niet. Het gaat hier om het woord van God. Het woord is God niet, het is Gods zelfontsluiting. Het is mij een paar keer overkomen, dat ik niet herkend werd aan mijn lengte, mijn gestalte, maar toen ik iets zei was de reactie: nu herken ik je, jij bent Theo. De stem maakt ons kenbaar, ontsluit ons, en dat geldt ook voor God. God uit zich in zijn woord en schept door zijn woord.
Zijn eerste woorden waren: er zij licht, lezen we in Genesis. En er was licht. Ook die eerste scheppingsdaad: het licht, herneemt Johannes. We hoorden: het licht schijnt in de duisternis en de duisternis nam het niet aan, kreeg er met andere woorden geen vat op. En dit gebeurt tot op de dag van vandaag. Boven de rouwannonce van mijn moeder stond in het Achterhoeks een uitdrukking die wij hoorden uit haar mond als zij het zwaar had: het is nog nooit zo donker geweest of het wordt ook weer licht. Dit is wat Johannes bedoelt met: het duister krijgt geen vat op het licht.
En dan horen we de kern van de proloog van Johannes: het Woord is vlees geworden. Er staat geen mens, en dat is bewust gedaan. Vlees is het tegendeel van God. Vlees is het vergankelijke, de eindigheid, en dat is de mens ook, maar

niet alleen dat. In het vergankelijke, het kwetsbare heeft God zich kenbaar gemaakt. In het Woord maakt God geschiedenis, wordt God toegankelijk voor mensen. In het Woord ontmoeten God en mensen elkaar. En dan gaat getuigenis over in belijdenis: wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd. Ja, in dit ‘wij’ zijn ook wij hier begrepen. Onze huidige paus Franciscus heeft dit goed begrepen. Hij heeft het centrum van de macht verlaten, want daar is God niet, en zoekt steeds weer de randen van onze samenleving op, kwetsbare mensen die hij ziet, omarmt, kust. Dit is wat Jezus deed en doet. Hoe belangrijk de Wet van Mozes ook is als weg naar God, de genade en waarheid kwamen door Jezus. In hem werd God herkenbaar. Dit wordt uitgedrukt met het woord ‘heerlijkheid’. Het is de glans van God die in Jezus oplicht, zoals de weerglans van de zon in water. We hoorden het in het laatste vers: “Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren God die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen.” Jezus is de ontboezeming van de Vader, een ander woord voor schoot. In Jezus vertoefde Gods woord onder ons.
Jezus liet ons geen leer na, geen dogma’s. Zijn leven is zijn leer, en zijn leven gaf en geeft hij ons. Wie dit leven tot zich neemt, het eet, m.a.w. zich eigen maakt, word zelf kind van God. Een kind van God is geen product van de mens, via bloed, begeerte of wil.
Dat brengt mij terug bij de beginvraag, zoals Augustinus deze stelde: Waarom wordt God mens? Het antwoord van Meester Eckhardt is hierop: opdat ik God worde. In Jezus hebben wij de heerlijkheid van God gezien, opdat in ons diezelfde gloed op glanst. In ons doen en laten, hier en nu, in deze wereld wordt Gods woord vlees.

2e kerstdag: Handelingen 6,8-71a.7,48-60
26 december 2013, Paul Minke OP

Gisteren nog waren we in gedachten op de velden van Bethlehem, in de stal, waar het kind in de voederbak lag en bij zijn ouders Maria en Jozef. Vandaag, zo'n 30 a 40 jaar later staan we om het zo maar te zeggen, in Jeruzalem, in het Sanhedrin, waar Stephanus werd aangeklaagd. Het gebeurde niet lang na de nederdaling van de Geest op de apostelen, op Pinksteren, de geboorte van de Kerk. En de Kerk groeide snel, zo snel, dat de apostelen het werk van verkondiging en ondersteuning niet aan konden en zij 7 diakens aanstelden onder wie Stefanus. Stefanus werd beschuldigd vanwege lastertaal tegen Mozes en tegen God en voor zijn preken tegen deze heilige plaats, de tempel, en de wet.
Ter verantwoording geroepen door de Hogepriester legt hij uitvoerig getuigenis af van zijn geloof in God, zoals Hij zich geopenbaard heeft aan de Vaderen, een God, die niet woont in wat door mensenhand is gemaakt, maar zich doet horen in Mesopotamie, in Egypte, in de woestijn. Het was God, die Abraham wegriep uit zijn land en zijn familie om te gaan naar het land dat Hij, God, hem wijzen zal, en Die de belofte deed het land te geven aan zijn nakomelingen. Het was God, die Jozef redde uit de slavernij in Egypte, en Die door hem Jacob en zijn broers redde van de hongersdood. Het was God, die Mozes in de woestijn riep om zijn Volk te redden, want Hij, God, had de jammerklachten gehoord en zijn ellende gezien. En aan het eind van zijn getuigenis keert hij de rollen om. Hij is nu de aanklager en de aangeklaagden zijn de leden van het Sanhedrin. Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oor! Altijd maar verzet u zich tegen de heilige Geest. En doelend op Jezus Christus: U hebt hem zelf verraden en vermoord.
De grondvraag, die in dit verhaal speelt, zowel bij het Sanhedrin als Stefanus, is: waar vind je God? Waar is God? Exclusief in de tempel van Jeruzalem? Of mag je

 Hem, ja beter nog, moet je wellicht Hem elders zoeken? Voor Stefanus is het antwoord te vinden in de geschiedenis van het Volk. Je moet God zoeken bij de rechtvaardige zoals Abraham was, die trouw was aan zijn geloof in God tot in het onmogelijke toe. Je moet God zoeken bij de vergevingsgezinde zoals Jozef was die met tranen in zijn ogen zich verheugde over de komst van zijn broeders. Je moet God zoeken bij wie zich bekommert over het lot van anderen zoals Mozes, die het Godsvolk wegleidde uit het slavenhuis Egypte. Je moet God zoeken bij de profeten, Gods boden onder de mensen, die van Gods liefde gewagen en de hoop in de toekomst levend houden.
De leden van het Sanhedrin lieten zich niet overtuigen. Integendeel. Zij hielden vast aan hun eigen overtuiging dat je God moet zoeken in de naleving van de wet, in het volgen van de overlevering van de vaderen in het strikt doen van de riten en rubrieken, in het offeren van dieren. Maar de God, die zij daar vinden is niet de God van Abraham, Isaak en Jacob, is niet de God van de weduwen en wezen, niet de God van de verworpenen, is niet de God van de vluchtelingen, de daklozen, de kleinen, de armen, is niet de God van de Mensenzoon, die de zonden van de wereld op zich nam. En het is God zelf die het getuigenis van Stefanus bevestigde. "Ik zie de hemelen open en zie de Mensenzoon aan Gods rechterhand." Op het horen hiervan sleurden de aanklagers hem de stad uit en stenigden hem. Zo werd Stefanus de eerste martelaar, slachtoffer van onwillige hoorders Maar zij zijn er niet in geslaagd zijn getuigenis de wereld uit te bannen. Het klinkt door tot op de dag van vandaag als een boodschap van hoop. Zo werd Stefanus de kerstgetuige van wat reeds begonnen was met een kind in de kribbe en met de engelenboodschap: Vrede aan allen in wie God zijn welbehagen heeft. Amen.

H. Familie: Jesaja 61,10-62,3; Lucas 2,33-40
29 december 2013, Ernt Marijnissen OP

Wat betekent het om een mens te zijn op aarde? Is het eigenlijk wel mogelijk deze vraag te beantwoorden in een tijd, waarin we worden overspoeld door een waterval aan informatie? Rijp en groen door elkaar, belangrijk en volslagen onbenullig, weloverwogen gebracht en schreeuwend uitgebraakt. We worden geconfronteerd met en aangeraakt door vele vormen van samenleven, vaak ook nog kort van duur. Dat geldt ook voor een grote verscheidenheid aan producten, die maar een beperkte duur hebben, zodat je gedwongen wordt steeds weer nieuwe te kopen. We worden gebombardeerd door van alles en nog wat, niet alleen op materieel gebied, maar ook als het gaat om spiritualiteit. Dit laatste woord doet soms denken aan een soort Ikea, waar op vele schappen en in menig vak een grote voorraad aan zogenaamde zingevingprogramma’s ligt aangeboden. In zoverre dit alles ons niet wordt opgedrongen kun je er vrijelijk uit kiezen, al naargelang tijd, plaats, omstandigheden of je persoonlijke voorkeur en situatie. Een mens te zijn op aarde. Zoek het maar uit!

De Schriftlezingen van deze zondag hebben in elk geval één thema gemeen. De mens, die zich houdt aan de Wet, de Tora, zal ondanks lijden en tegenslag het geluk van God binnengaan. Zo’n mens zal anderen tot licht en troost zijn of kunnen zijn. Dat geldt voor Gods eigen volk. Dat geldt op bijzondere wijze voor Jezus van Nazaret.
Jezus is geboren onder de wet. Tot vijfmaal toe wordt in het verhaal over de opdracht van Jezus in de tempel de Wet des Heren, de Tora, vermeld.
Met vijf wordt vaak de wet aangeduid, als een herinnering aan de eerste vijf boeken van de bijbel, ook wel eens de vijf boeken van Mozes genoemd. Dat getal kan ook verwijzen naar de vijf vingers van één hand, of kortweg naar de hand van God. In het evangelie volgens Lucas blijkt Jezus de weg te zijn, niet alleen omdat hij de Wet tot vervulling brengt maar ook omdat hij de hand van God zichtbaar maakt. De Wet vervullen is als een exodus, een uitweg voor alle mensen uit welke vorm van slavernij en onderdrukking dan ook. Het is de weg naar Jerusalem, de stad waar overeenkomstig de visioenen van vele profeten, met name Jesaja, eens alle volken der aarde zullen samenstromen in het huis, de tempel van God. Want heel de aarde wordt door de hand van God gedragen. In de palm van die hand staan al onze namen geschreven. Zo wordt Jezus, die behoort in de dingen van zijn Vader te verblijven, in de tempel aan God opgedragen, om uit te beelden ‘wie’ hij is én tot ‘wat’ hij is geroepen. Nu wordt Jézus aan God opgedragen, maar eens zal - zoals Jesaja heeft geprofeteerd - dat gebeuren met alle volken.

De oude Simeon is de vertolker van een oude en eerbiedwaardige traditie. Daarom roept hij dat 'wie' en 'wat' luid en duidelijk uit. Israël blijft Israël, de wortel van de Christusgemeente, de bruid, aan wie de bruidegom, de God van de Sinaï, zijn liefde heeft bekend. De bruid is de jonkvrouw Sion, waarop Jerusalem is gebouwd, en zij is rechtvaardig naar de volken en eerbiedig levend naar de Heer, haar bruidegom. En altijd is zij, als de Geest op haar rust, in verwachting van het heil, dat is. de bevrijding der volke¬ren uit onderlinge strijd en eigen vernietiging. Terreur en zelfdestructie zullen eens tot het verleden behoren.
In Jezus zien ook wij, in navolging van Simeon, het heil voor alle mensen. Daarom is hij, en ook de Christusgemeente, het licht voor de ganse wereld en vervult hij - en zullen ook wij vervullen - de luister van Israël.
Zoals van Simeon wordt verteld dat de Heilige Geest op hem rust, zo horen we dat Hanna een profetes is. Zij behoort tot die mensen in de geschiedenis van Gods heil, die wijzen op het Woord en aansporen en aanroepen tot het in praktijk brengen ervan. Heel haar lange leven als weduwe verbleef zij in de tempel, waar zij in vasten en gebed God diende. Daarmee schaart zij zich in die eerbiedwaardige rij van de vrouwen van Israël, die steeds aan de poort stonden van een nieuwe fase in Gods geschiedenis met de mensen. Als we goed de Schriften lezen ontdekken we dat de ontrouw van Israël of de agressie van de wereld de heilsweg dreigen te blokkeren. Maar altijd, als naar menselijke maatstaven de weg van het heil doodliep, en dood en vernietiging dreigden, kwam er een nieuw begin. Daar, bij zo’n begin, treffen wij de vrouwen van Israël aan!
De uitdrukking, dat de vrouwen dienst doen aan de poort van de tent der samenkomst (Ex.38,8; 1 Sam.2,22), wijst niet alleen op een lokale plaats, maar vult veeleer hun unieke positie in het verbond in. De geboortehelpsters in Egypte voorkwamen dat het volk Israël werd uitgemoord (Ex.1,17). Zo kon Mozes uit het water bevrijd worden en werd hij de leider van het wegtrekkend volk uit de slavernij. Het eerste boek Samuel opent met het verhaal van Hanna, die God smeekt om een zoon en belooft deze aan Hem toe te wijden (1 Sam.1,11). In die dagen namelijk was een woord des Heren zeldzaam, zegt de Schrift. De oude Eli, rechter van Israël, was blind en zag het niet meer zitten, want het ging niet goed met Gods bruid. Dan roept God Samuel, de zoon van Hanna. Zo gaat het ook met Elizabeth en Johannes (Luc.1,5-9), met Maria en Jezus (Luc.1,26-33) en de vrouwen bij het graf (Matt.27,55-56).
Zo komt ook Hanna tot Jezus en sluit zich aan bij de lofzang van Simeon. Met hem staat zij aan het begin van een nieuwe fase in de redding van de wereld. De vrouwen: zij blijven ook in onze tijd de geboortehelp¬sters van het Woord.

Nieuwjaar 2014: Handelingen 4,8-12
1 januari 2014, Henk Jongerius OP

‘Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden, ontving het de naam Jezus, zoals het door de engel was genoemd voordat het in de moederschoot werd ontvangen’, zo horen wij in het evangelie van Lucas 2,21.
De naam is in de Bijbel niet alleen de aanduiding van wie iemand is, maar bovenal gaat in de naam de roeping van een mens schuil, zijn bestemming en opdracht. Bijna lijfelijk werd die roeping voelbaar in de besnijdenis. Wij kennen die niet maar voor ons gebeurt dat bij de doop. Ik kan me daarom heel goed voorstellen dat bij de bediening van een doop de aanwezigen benieuwd zijn naar de betekenis die de naam van een jong geborene heeft. Immers, geen mens is zomaar iemand in de rij van zijn voorvaderen, elk mens heeft zijn unieke be-tekenis en dat kan heel goed tot uitdrukking komen in zijn of haar naam.
Vandaag wordt de naam Jezus uitgeroepen over het kind. In het evangelie volgens Mattheüs krijgt Jozef de opdracht om zijn naam uit te roepen: ‘Jezus’ zal hij genoemd worden want hij zal zijn volk tot redden van zijn zonden.
Wij vieren wij de naamgeving van Jezus en daarbij mogen wij, zoals wij hoorden in de Handelingen van de Apostelen, weten dat er geen andere naam gegeven is waarin er redding gelegen is dan in de naam van Jezus die betekent ‘God redt’.
Het is goed om dit alles te beseffen aan het begin van het nieuwe jaar: wat ons ook overkomen zal, wij zullen weten dat niet wij het zijn die onszelf kunnen redden en gelukkig maken, maar dat het de Ene is, wiens naam gezegend moet worden,

 die ons toekomst geeft en heel maakt. In Jezus verschijnt ons de mens die sprekend Gods gelijkenis is, die zijn stem, zijn woord, zijn bekommernis om mensen in levende lijve toont en ervaarbaar maakt. En al wie de weg van Jezus bewandelt en doet als Hij zal reddend en helend onder mensen leven. Op die manier maakt God naam onder ons als een kracht die geneest, die mensen met elkaar verzoent en een nieuwe wereld mogelijk maakt die getekend wordt door oprechte menselijkheid.
Als er geen andere naam is waarin er redding gelegen is, zoals Petrus zegt, dan is dat voor ons allen een uitnodiging om gehoor te geven aan God die ons in deze mens roept om elke dag opnieuw weer mens te worden, ons los te maken van een leven van hebzucht en geweld, be-trokkenheid op onszelf en lijdzaam toezien hoe het er in de wereld aan toe gaat. Wij worden uitgenodigd om deelgenoot te worden van Gods bewogenheid om de wereld en de mensen die er leven, om herders te worden van elkaar in goede en in kwade dagen.
Dan zal het een jaar worden waarin vrede wenkt, elke dag, als er niemand meer aan zijn lot wordt overgelaten of naamloos ronddoolt in onze maatschappij, maar wij allemaal genoemd worden bij onze eigen naam en weten dat wij geroepen worden om tot elkaars redding te bestaan. Daartoe moge de Ene en Barmhartige ons roepen, alle dagen van het nieuwe jaar.
Ik wens u daarom namens onze gemeenschap een gezegend jaar toe!

Openbaring van de Heer: Jesaja 60,1-6; Matteus 2,1-12
5 januari 2014, André Lascaris OP

Er komen nog steeds uit het Oosten wijzen, magiërs en goeroes. Evenals de wijzen uit het evangelie hebben ze geschenken bij zich. Geschenken die volgens velen goud waard zijn, die naar het hogere verwijzen en de dood afweren. Maar zij komen niet zoals Jesaja voorspelde op het licht af dat in Jeruzalem is verschenen, maar willen met hun eigen licht hun en ons leven verrijken.
Wijzen uit het oosten brengen bij ons Yoga binnen – groepjes oefenen onder leiding van een leraar de zonnegroet en andere houdingen van hun lichaam in. Zij maken ons bekend met meditatietechnieken, Zen, of met het Tibetaanse Dzogchen Boeddhisme en met stiltemeditatie. Ze leren ons mandala’s tekenen, ons te trainen in mindfulness, onze intuïtie te ontwikkelen en onze kracht te ontdekken. We kunnen leren aura’s te lezen, en onze chakra’s schoon te maken. Acupunctuur blijkt pijn weg te halen. Sommige oosterse praktijken kunnen verbonden worden met oude westerse zoals werken met de wichelroede om aardstralen of waterstromen op te sporen. Homeopathie lijkt aan te sluiten bij sommige oosterse medische tradities.
Een onafzienbare hoeveelheid van oosterse wijsheden stroomt onze samenleving binnen, Ze vormen geen systeem en worden naast elkaar overgeleverd. De eenheid van het ik met alles wat bestaat krijgt veel nadruk. Wat goed en kwaad is, hangt af van de omstandigheden. Het gaat om de intentie waarmee je iets doet. Het leven lijkt soms onrechtvaardig, maar we weten niet wat er in een vorig leven gebeurd is. We moeten uit onze geest bezorgdheid en angst verjagen en leren vertrouwen op onze eigen capaciteiten. In het hart van ieder mens schuilen goede krachten die wakker gemaakt moeten worden. Wees teder voor jezelf en voor anderen. Zorg ervoor dat je gelukkig wordt. Wees dienstbaar, stel je gaven ter beschikking van de wereld. Elke cultuur heeft een bepaalde visie op de werkelijkheid, die altijd onvolledig en beperkt is. Wees dus verdraagzaam. Train jezelf in aandacht… De wijsheden en de verhalen van monniken die deze wijsheden illustreren vullen talloze bladzijden. Er zit rijp en groen tussen. Het is niet altijd duidelijk hoe oosters bepaalde aanbevelingen zijn of hoe westers ze zijn.
Velen zeggen baat te hebben bij deze oosterse praktijken en wijsheden. Dat is heel goed mogelijk. In elk geval lijken ze aan te sluiten bij hun zoektocht naar zelfontwikkeling, zelfontplooiing, persoonlijke groei. Volgens sommigen geeft een leven op deze aarde ons een kans om verder te groeien en ons voor te bereiden op een volgende hogere graad van mens-zijn. Vergeleken met deze nieuwe 

toestroom van wijzen uit het oosten, komen de wijzen in het verhaal van Matteüs er armoedig van af. Zij vinden in Bethlehem geen rijke meditatie technieken of een goeroe met onuitputtelijke wijsheden. Ze worden niet gewezen op hun eigen krachten en intuïties. Al wat ze aantreffen is een kind en zijn moeder die het verzorgt. En dat kind wordt mede door hun bezoek aan koning Herodes al gauw tot een vluchteling gemaakt. Het moet naar Egypte vluchten. Erger nog, het zal eenmaal volwassen voortdurend worden aangevallen en eindigen op het kruis, geëxecuteerd als een misdadiger. Van de wijzen uit het oosten en later van andere mensen wordt gevaagd de kant van dit kind te kiezen.
Een hulpeloos kind vraagt door er te zijn om bescherming, verzorging, aandacht Terwijl je gewoon was min of meer jezelf in het centrum te plaatsen, dwingt het kind door zijn aanwezigheid jou hem zoals ieder kind het tot het centrum van je aandacht en zorg te maken. Zelfontplooiing prachtig, maar nu even niet – nu moet er gewoon en kind verzorgd worden. Groei is ook mooi, maar nu moet er gezorgd worden voor de veiligheid, het eten en drinken en het onderdak van deze vluchteling. We worden opgeroepen naast deze gekruisigde mens te staan, te getuigen van zijn onschuld, erop te wijzen dat we geen gemeenschap of club of natie mogen worden ten koste van andere mensen aan wie wij de schuld geven van onze problemen en ons onderling gekrakeel.
Van deze mens, dit kind, deze vluchteling, dit slachtoffer zegt het evangelie dat in hem God verschijnt, zich laat zien. Elk mens is Gods evenbeeld, en speciaal alle kinderen en vluchtelingen en tot de dood vervolgden zijn woorden waarin God ons toespreekt. God openbaart zich niet in de wijze en verstandig mensen van deze wereld, niet in rijke mensen, materieel rijk of geestelijk rijk, maar in hen die feilloos weten wat hier en nu nodig is voor het overleven van mensen. Zij zijn het die de roep van God verstaan en ingaan op die roep zichzelf te vergeten wanneer de nood groot is.
Moeten we alles wat de wijzen, de magiërs en goeroes van onze dagen bij ons binnenbrengen verwerpen en afwijzen? Dat denk ik niet. Je kunt bijvoorbeeld door zen meditatie een mens worden die meer open staat voor de mensen en de wereld om je heen. Je moet wel het kaf van het koren scheiden. Onderzoek alles en behoudt het goede. Maar God verschijnt niet allereerst in de evenwichtige, harmonieuze, geestelijk gerijpte mens, maar in het verwaarloosde kind, de sjofele vluchteling, in degenen die publiekelijk tot schande worden gemaakt. Mogen we hierin wijzen worden.

Doop van de Heer: Jesaja 42,1-7; Mattheus 3,13-17
12 januari 2014, Theo Koster OP

“Om blinde ogen te ontsluiten, om gevangenen uit de kerker te bevrijden, degenen die in de duisternis van de gevangenis wonen.” Wat zijn deze woorden in het huidige Nederland actueel. Wij leven in een transparante samenleving, niets blijft verborgen, elk detail is bekend. Maar velen zien door de bomen het bos niet meer. Wat er werkelijk toe doet, wie u bent, wie ik ben, wat de zin is van ons leven, blijft verborgen, of beter gezegd: we hebben er geen oog voor, zien het niet. Wij leven in een vrije samenleving, de vrije markt, keuzes in overvloed en dito mogelijkheden. Ik ben de baas in mijn eigen wereld. Maar die wereld heeft de trekken van een gevangenis, waarin ik voortdurend moet presteren, onder druk sta; waarin ik niet mag falen, geen fouten maken, niet afhankelijk wil zijn van anderen, niet mijn onzekerheid, twijfels, kwetsbaarheid laat zien; dat zijn de tralies van mijn gevangenis.
Kerken zijn klein geworden, gemeenschappen als wij hier, zijn door de tand des tijd aangetast. Ach, wat hebben wij in te brengen, denken we wellicht. Roepen en schreeuwen doen we niet, laat staan het geknakte riet breken, de kwijnende vlaspit uitblazen. Ontbreekt ons daartoe de kracht, of rust op ons de geest, en zijn wij de dienstknecht die ondersteund wordt, die met genoegen wordt gadegeslagen door de Barmhartige? Ontbreekt ons de kracht of zijn we de uitverkorene? Een vraag om even vast te houden.
Eerst kijken we naar het evangelie. Mattheüs schreef zijn versie van het evangelie vele eeuwen na Jesaja. Hij gebruikt woorden en uitdrukkingen van Jesaja. Vooraf aan wat we van hem vandaag hoorden gaat het optreden van Johannes de Doper. Hij kondigde de komst van de lang verwachte Messias aan met de woorden: bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is op handen. Als teken van die ommekeer naar dat Rijk lieten mensen zich door hem dopen. Jezus sluit zich bij deze mensen aan, maar Johannes houdt hem tegen, want in deze Jezus breekt dit rijk door, weet Johannes. Hij is de Messias en heeft dus geen bekering nodig. Jezus laat zich niet weerhouden, want hij hoort bij die mensen die uitzien en verlangen naar recht en gerechtigheid.
Ook in de eerste lezing is ‘recht’ het sleutelwoord: recht bekend maken, recht brengen hoorden we Jesaja zeggen. Recht en gerechtigheid zijn de inhoud van de wil van God. Wat die wil van God is lezen we al op de eerste bladzijden van de Bijbel. In het eerste scheppingsverhaal horen wij hoe de mens wordt geschapen. Ieder van ons is die mens, een uniek individu, met niemand anders te vergelijken. Als mens lijken wij op God. Net als God zijn wij scheppers; ieder van ons draagt Gods beeld in zich. Maar we zijn God niet, al dreigen we dat makkelijk te vergeten. I-pad, Facebook, Twitter, WhatsApp zijn stuk voor stuk  prachtige uitvindingen, 

maar verleiden je ook tot de illusie, dat de hele wereld om jou draait, om wat ik aan het doen ben en leuk vind.
Onze buitenkant wordt steeds belangrijker, en we verliezen het zicht op de diepte. Enkel buitenkant, oppervlakte maakt ons gesloten, eenzaam, en daar kunnen mensen niet tegen. Dit weten we uit ervaring en vertelt ons het tweede scheppingsverhaal. Daarin staat centraal de woorden: het is niet goed dat de mens alleen blijft. Mensen hebben andere mensen nodig om niet in zichzelf opgesloten en verblind te raken. Vandaar dat Jezus zich laat dopen en zich niet laat weerhouden. Zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen, hoorden wij Jezus toelichten. In het woord ‘ons’ gaat hij nadrukkelijk naast Johannes staan, en in ‘past ons te volbrengen’ horen we: dit is de wil van God, dat wij, Johannes en Jezus, samen die messiaanse tijd beginnen. Na de doop klinken woorden, die doen denken aan woorden die we van Jesaja hoorden: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie ik welbehagen heb.” Mattheüs maakt ons hiermee duidelijk dat Jezus die dienaar van God is over wie Jesaja spreekt, én dat Jezus Gods Zoon is, dus niet een profeet of boodschapper, maar iemand die verbonden is met God zoals een kind met zijn ouders.
Jezus praatte niet veel over God met de mensen, hij deed God, liet mensen voelen dat er van hen gehouden wordt. Als hem gevraagd werd, waarom doe je dat, waar haal je de kracht vandaan, het lef, het uithoudingsvermogen, dan vertelde Jezus verhalen. Logisch, want wat werkelijk de moeite waard is, jou raakt, vervult kun je alleen maar vertellen, met emotie vaak.
Wij hier, deze kapel vol mensen, zijn kerk, lichaam van Christus. Door de doop zijn we ten diepste verbonden met deze Jezus, en in de eucharistie of het avondmaal worden we lichaam van Christus, met andere woorden met elkaar en Christus verbonden. Dat brengt mij terug bij de vraag die er nog ligt. Wij roepen en schreeuwen niet, breken het geknakte riet niet. Ontbreekt ons daartoe de kracht, of rust op ons de geest, en zijn wij de dienstknecht die ondersteund wordt, de uitverkorene van God?
Het zal niemand ontgaan dat we oud zijn, en door het leven getekend. Velen hebben het nodige meegemaakt, maar stralen desondanks vitaliteit, leven uit. Het waarom, hoe, waar je de kracht vandaan haalde gaat verborgen in verhalen. Deze verhalen zijn hier aanwezig en ze zijn kostbaar. Zij brengen diepte in onze wereld, verband tussen de vele details, doen God oplichten en openen de gevangenis van het ik, waarin ik zomaar terecht kan komen. Deze verhalen zijn hier aanwezig en worden graag verteld. Dus wees niet bang elkaar straks bij de koffie en elders vragen te stellen, en slik uw verhalen niet in. Verhalen verbinden ons met elkaar en met God.

19 januari 2014: Jesaja 62,1-5; Johannes 2,1-11
19 januari 2014, Antoon Boks OP

Soms kan iemand al heel lang in verwachting zijn. Nee, ik weet natuurlijk ook wel dat een zwangerschap om en nabij de negen maanden duurt, maar als je eerst al een hele tijd niet zwanger kon worden en dan een paar miskramen hebt gehad, dan kan het heel lang duren voordat je aan iedereen durft te vertellen dat je zwanger bent, uit vrees dat het weer mis gaat. Als het kind dan eindelijk geboren is, zijn er niet alleen felicitaties voor de moeder en de vader, maar wordt er ook door veel mensen de wens uitgesproken dat dit kind samen met zijn moeder en vader een hele goede toekomst zal hebben. Zo spreekt Jesaja vandaag ook over de toekomst en de nieuwe naam die aan het uitverkoren volk zal worden gegeven, want God is blij. De woorden van Jesaja komen ook na een lange periode van wachten, want dit deel van het boek Jesaja is geschreven in de tijd dat de mensen van Juda terugkeerden naar Jeruzalem. De profeet klinkt vol vreugde over de wedergeboorte van een volk.
Ze werden ooit ‘verlatene’ en ‘woestenij’ genoemd. Maar nu zijn ze opnieuw geboren en ze krijgen nieuwe namen: ‘mijn welgevallen’ en ‘getrouwd’. De profeet is blij dat hij net als die moeder kan uitbazuinen, dat na zoveel miskleunen van het uitverkoren volk hij het goede nieuws niet voor zichzelf hoeft te houden, “omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn”. Al die mensen die hoorden wat er in het verleden gebeurd was, zullen nu horen over wat God nu heeft gedaan voor Juda en over de nieuwe relatie die de mensen van Juda met hun God hebben.
Ze geloofden dat zij in ballingschap waren gevoerd omdat zij gezondigd hadden door andere goden te aanbidden. Daarom is een terugkeer uit ballingschap meer dan alleen maar naar huis gaan. Opnieuw zijn hun zonden vergeven en zijn ze verzoend met God. De nieuwe namen die aan hen zijn gegeven zullen een andere relatie met God onthullen.
Op de vraag wie de God van Juda is, geeft Jesaja ons een zeer duidelijk beeld. Die God deed lang geleden al veel, want Hij koos niet alleen Abraham om uit te groeien tot een uitverkoren volk. Hij bleef hen ook iedere keer dat ze zich van Hem afkeerden, weer roepen en aanvaardde hen weer, niet met tegenzin, maar met de hartstochtelijke liefde van een echtgenoot. "Want zoals de vreugde van een jongeman, die trouwt met een jonge vrouw, zo zal uw God Zich over u verblijden." In deze woorden zit een vergelijking met het huwelijk. Daarom is deze lezing vandaag gekoppeld aan de Openbaring van Jezus op de bruiloft van Kana.
Het is een bruiloft; er zijn feestelijke geluiden op de achtergrond, maar het is niet allemaal koek en ei. Er ontstaan ook problemen. Daar laat Johannes het openbare leven van Jezus beginnen.

Het is duidelijk dat Johannes ons niet alleen iets wil vertellen over het geschenk van Jezus aan het pas getrouwde stel. In dit verhaal legt Johannes heel duidelijk een verbinding met het feit dat God doet wat Jesaja met zijn mooie beeldspraak ook heeft aangeduid. God neemt het volk voor altijd aan. Voortbordurend op die beeldspraak is een bruiloft een geschikte plaats om aan te kondigen dat Jezus zijn openbare leven begint. De bruidegom is gekomen om te laten zien, wie de bruid is.
Het gaat hier niet om Kana, een kleine stad met een toevallige bruiloft. Nee, het gaat hier om Jezus de gastheer op een altijd durende bruiloft tussen God met Gods volk en Hij is degene die zorgt voor de goede wijn.
Johannes schrijft in zijn tekst van de Blijde Boodschap niet over de instelling van de Eucharistie. Maar het is wel een zeer Eucharistisch evangelie want er wordt nu in Kana zoveel wijn gemaakt, dat wij er nog van drinken. Daarom eindigt dit verhaal ook met de woorden dat dit het begin van Jezus’ tekenen was. De Eucharistie zoals wij die vandaag vieren is nog steeds een teken dat Jezus ons blijft geven. Hier wordt de profetie van Jesaja steeds weer vervuld want wij verzamelen ons steeds weer en we krijgen de beste wijn te drinken. Jezus is niet alleen onze gastheer bij deze Eucharistie, maar Hij is er ook als de totale vervulling voor ons.
Vandaag vieren we voor de derde keer de openbaring van de Heer: eerst was er die aan de wijzen, daarna gevolgd door de openbaring bij het doopsel van Jezus en vandaag openbaart Jezus zich met dit teken op de bruiloft van Kana. Daar vertelt Johannes ons dat Jezus zijn heerlijkheid openbaarde aan de leerlingen, die in Hem begonnen te geloven. Dat is niet alleen een mooi einde aan een charmant verhaal, want er is meer. Wij hoorden het verhaal, maar hebben we daar Jezus’ identiteit ook in geproefd? Want dat wordt aangegeven door het woord ‘heerlijkheid’.
In de Bijbel verwijst het woord ‘glorie’ naar iemands innerlijke kwaliteit die respect van anderen oproept, maar ‘eer’ wordt op de meest juiste wijze aan God gegeven toen we vandaag in onze Eucharistie zongen: “Eer aan God in den hoge.”
Het wonder van Kana onthult de identiteit van Christus. Dit eerste teken van Jezus helpt ons om de aanwezigheid van God in Hem te zien. Johannes belooft ons dat er meer tekenen zullen komen om Christus te openbaren.
Wanneer Johannes aan het einde van het verhaal van Kana vertelt dat Jezus zijn heerlijkheid aan zijn leerlingen openbaarde, dan loopt hij al vooruit op Jezus’ verrijzenis, want toen was het uur van zijn heerlijkheid voor altijd gekomen: eerst voor de leerlingen en door alle eeuwen heen nu ook aan ons.