PREKEN VAN DE
DOMINICAANSE GEMEENSCHAP TE HUISSEN: Advent en Kersttijd 2013-2014 (A)
1ste
zondag van de advent: Jesaja 2,1-5; Matteus 24,37-44
|
1
december 2013, Antoon Boks OP |
Het
is Advent. Deze eerste week van het kerkelijk jaar kijken we nog even
niet naar Kerstmis – want we houden ons eerst nog bezig met
Sinterklaas, alleen weet ik niet of het voor het laatste jaar is dat
hij met zwarte Piet komt.
Maar kunnen we nu met een gerust hart al dan niet gezamenlijk
verlanglijsten maken om op te sturen naar Sinterklaas of zijn
Amerikaanse equivalent Santa Claus zonder te kijken naar al die
persoonlijke, nationale of mondiale problemen?
Te veel mensen hebben pijn. We kunnen onze ogen niet sluiten voor de
leden van onze familie en vriendenkring die in precaire situaties
verkeren door de crisis. Om maar niet te praten van alle andere
situaties waarmee we geconfronteerd worden door de media:
De wanhopige toestanden waarin de Syriërs verkeren zowel
degenen die nog in hun eigen land zijn als degenen die hun land zijn
ontvlucht. Mensen die het meest essentiële moeten missen:
veiligheid, voedsel, medicijnen, een dak boven hun hoofd vooral nu het
winter wordt.
De Filippijnen die zo’n verschrikkelijk natuurramp hebben
meegemaakt, zijn totaal ontredderd na het verlies van soms alle
familieleden, terwijl hulp heel langzaam op gang kan komen…
Daarom hebben we de Advent nodig voordat we al dan niet slecht
theologische kerstliedjes gaan zingen. We moeten de werkelijkheid
bekijken; de wereld heeft pijn en voor teveel mensen is de toekomst
alles behalve rooskleurig. Maar er zal nog voldoende tijd zijn om rond
de kribbe te staan en te kijken naar onze mens geworden hoop
– maar nu nog even niet.
Jesaja opent deze tijd voor ons. Ondanks de somberheid en onze
overbelaste geesten loopt Hij met ons een hoge berg op zodat wij een
goed beeld van ons heden en de toekomst hebben.
Jesaja leefde in moeilijke tijden, net zoals velen van ons. Het
noordelijke Koninkrijk is in handen van de Assyriërs en het
leek wel alsof het niet lang zou duren, of hetzelfde zou gebeuren met
Juda. De mensen verloren vertrouwen in God en probeerden
bondgenootschappen met andere landen te sluiten. Jesaja probeerde hen
te overtuigen dat ze alleen bij God veilig zouden zijn. Vandaag horen
we over de hoop en veiligheid die Jesaja de mensen namens God aanbood.
Jeruzalem zal het middelpunt van Gods onderwijs en een verzamelplaats
voor alle volkeren zijn. Er zal geen oorlog meer zijn en niemand zal
zich nog voorbereiden op oorlog.
Wij willen allemaal vrede en veiligheid. Dat vragen we voor onszelf,
onze families en de hele wereld, maar gebruiken we onze woorden en
daden om die vrede en veiligheid te bewerkstelligen? We kunnen de
woorden van Jesaja vandaag lezen als een gebed: laten we God vragen om
ons te leren om te luisteren naar de woorden van de profeet, zodat we
onze zwaarden en speren weggooien. Jesaja roept ons op
om wakker te worden, ons hart te veranderen en te streven naar
een nieuwe manier van leven.
Wij willen dat oorlogen stoppen. Realiseren we ons dat wij een rol
kunnen spelen
|
in
de opbouw van het vreedzame Koninkrijk dat Jesaja voorziet? Aan zijn
visie voegt Jesaja een belofte toe: God zal ons begeleiden en bij ons
blijven totdat die visie in vervulling gaat.
In de sfeer van Advent zijn feestelijke bloemen vervangen door een
woestijnachtige omgeving met stenen, zand en bladerloze takken. Iets is
geëindigd;-iets anders is begonnen. Er kan worden gedacht aan
stilstaan bij, nadenken over... en aan gewetensonderzoek.
De lezing van vandaag uit het evangelie heeft zoals altijd een
belangrijke boodschap. Laten we ons niet afschrikken door veranderingen
en keuzes die we moeten maken. De tijd is kort en we moeten snel
handelen. We moeten ons niets laten wijsmaken. Onze levenspatronen
kunnen snel veranderen, zelfs uit elkaar vallen. Zijn we klaar voor
zulke plotselinge verschuivingen?
Jezus gebruikt een ongebruikelijk beeld om ons wakker te schudden. Hij
vergelijkt zijn komst in ons leven met een dief die inbreekt. Hebben we
soms een vreemd geluid gehoord in onze kelder of schudde iemand aan de
knop van onze voordeur? Als we voorzorgsmaatregelen hebben genomen dan
hebben we niets te vrezen. Maar als we dat niet gedaan hebben dan is
het misschien al te laat en kan de indringer al in ons huis zijn!
We houden allemaal van een regelmatig patroon in ons leven? Op tijd
opstaan en ontbijten, op tijd naar school of naar het werk gaan;
werken; thuis komen na het doen van inkopen; eten koken of opwarmen.
Jezus waarschuwt ons om niet slaapwandelend door het leven te gaan. Hij
zal inbreken op het meest verrassende tijdstip, maar hopelijk is dat
niet ongelegen, want Hij is niet een dief die gekomen is om weg te
nemen. In plaats daarvan komt Hij, niet om kwaad te doen, maar om ons
te redden van onszelf. Veronderstel dat Hij inbreekt in onze
zelfgenoegzaamheid om ons wakker te schudden, ons te helpen beseffen
dat we moeten veranderen en dat Hij dan bij ons blijft om ons te
zegenen en ons in staat stelt om die belangrijke wijzigingen door te
voeren, want die zullen ons leven geven.
De waarschuwing van Jezus is niet bedoeld om ons angstig en bezorgd te
maken. We zijn niet als sommige mensen die Christus’
terugkeer op elk moment verwachten en daarom naar de woestijn gaan of
naar een berg om te eten, te bidden en te kijken naar de verre horizon
voor ons. In plaats daarvan geeft Jezus ons de visie van een nieuwe
werkelijkheid: het komen van zijn Koninkrijk.
Gewekt door de visie mogen wij terug gaan naar ons dagelijks leven. Het
kan voelen als altijd maar hetzelfde, maar nu zien we het bekende vol
van Zijn aanwezigheid en met de mogelijkheid van een nieuwe
werkelijkheid, n.l. een van gerechtigheid en vrede. Dat is wat God van
ons en van de wereld vraagt, want wij zijn geroepen om als Gods
kinderen te helpen het Koninkrijk Gods te bewerkstelligen. Jezus
Christus heeft ons verlost – en wel voorgoed.
Amen.
|
2e
zondag van de advent: Jesaja 11,1-10 en Mattheüs 3,1-12
|
8
december 2013, Henk Jongerius OP |
In
de Bijbel horen wij heel vaak van dromen en visioenen en het zijn
vooral de Profeten die daarmee woord geven aan wat zij voor de
toe-komst verwachten. Ook vandaag horen wij in prachtige beelden hoe
een volk dat in gevangenschap verkeert moed wordt ingesproken. Tegen
alle onderdrukking in zal er een mens komen die niet op uiter-lijke
schijn ingaat en geen oordeel velt op grond van geruchten. Het is een
weerloos en kwetsbaar mens die aan kleine mensen recht doet en zo de
belofte is in levende lijve van een nieuwe wereld waarin
tegen-stellingen worden opgeheven, heel ontroerend onder woorden
ge-bracht in het beeld van een kind dat speelt bij het hol van een
slang!
Moet je nu zeggen dat dromen bedrog zijn en dat het allemaal wel mooi
gezegd wordt maar tenslotte niet gerealiseerd zal worden? Ik denk dat
dromen geen bedrog zijn, geen valse projecties van een we-reld die er
uiteindelijk toch niet komt. In dromen openbaart zich het aller diepste
van ons menselijk verlangen, zij zijn de kwetsbare ver-beelding van wat
er zich diep in onze ziel roert, want het verlangen dat onder woorden
wordt gebracht leeft eigenlijk in ons allemaal. Ik ben er zelfs van
doordrongen dat je niet in God hoeft te geloven om te beamen dat wij
allen die visioenen in ons ronddragen.
Zij zijn de verbeelding van wat in de Bijbel het koninkrijk van God
genoemd wordt. Dat is een wijze van leven waarin mensen weet heb-ben
van die grote verlangens, waarin zij beseffen dat niet wij het laatste
woord hebben over ons leven en de toekomst van onze wereld maar dat die
visioenen in ons hart zijn gelegd! Dat perspectief van een wereld in
gerechtigheid en vrede staat al beschreven in het begin van de Bijbel
als in het scheppingslied bezongen wordt hoe alles, de natuur, de
dieren en de mensen hun eigen plaats hebben en in de mate dat
wij die aan elkaar gunnen zal de wereld ‘goed’
zijn, zinvol leven mogelijk worden en ons geluk als mensen verzekerd!
|
Dat visioen is de verborgen drijfkracht in mensen geweest aldoor en
soms zijn er concrete mensen die die oude woorden ons in herinnering
brengen en ons weer vertrouwd maken met ons diepste verlangen. Jesaja
was zo’n man, zoals ook Johannes, de voorloper, die gekleed
gaat zoals de profeet Elia. Mensen zoals Nelson Mandela die de oude
droom hardop uitspreken, beschamen die anderen die genoegen ne-men met
de status quo, zowel in de maatschappij als in de kerk! Zij zijn lastig
en irritant want ze brengen ons veilige bestaan in beroering!
Zij zijn ook een vreugde want zij laten ons weer in alle vrijheid en
blij-heid genieten van een goed perspectief.
Wij mogen ons gelukkig prijzen dat wij in onze dagen een man als paus
Franciscus horen spreken en omgaan met mensen. Ik beschouw hem als een
waarachtig profeet in een wereld die verhardt door indivi-dualisme en
letterknechterij opkomt voor de vreugde die het evangelie voor ons
allen betekent. Het is goed nieuws voor onze wereld dat het weer mag
gaan om bekommernis en zorg voor armen en kleinen, om gemeenzaamheid in
plaats van alleen uit zijn op eigen geluk en wel-vaart. Deze
waarachtige herder roept ons op zijn geheel eigen manier terug tot het
visioen van het rijk van God waarin mensen bejegend worden met
barmhartigheid en bewogenheid. In die ogenschijnlijk kleine gebaren en
woorden wordt zichtbaar wat ook Jesaja zegt dat er uit een oude tronk
een nieuwe loot gaat ontspringen! Wij mogen en kunnen hoopvol leven als
wij in liefdevolle aandacht voor elkaar leven, niemand buitensluiten
maar opengaan voor elkaar. Die waarachtige goedheid zal uiteindelijk
alle kwaad uit onze wereld verdrijven zodat wij als waarachtige mensen
kunnen leven. Dat moge ons allen geschonken worden.
|
3e
zondag van de advent, Jesaja 35, 1-10; Matteus 11, 2-11
|
Ineke
van Cuijk OP |
Met
andere woorden: is Hij de Messias?? Voor wie en
waarom zit ik in de gevangenis? Vandaag, lieve mensen, wordt Nelson
Mandela begraven. Ik denk dat ieder van ons, hier in de kapel, wel een
beeld, een herinnering van deze bijzonderenman voor ogen heeft. Ik moet
nog vaak denken aan de beelden van zijn bevrijding op 11 februari 1990.
Een levenslange gevangenisstraf was ten einde. Indrukwekkend. Wij
mensen leven van beelden. Zo kunnen er vandaag ook allemaal beelden
naar boven komen bij het horen van de tekst uit Jesaja.
Al drie zondagen achter elkaar horen wij de profetieën van
Jesaja – prachtige visioenen. Op de 1e Zondag van de Advent
hoorden wij in dat visioen: …..dan trekken wij op naar de
berg van de Heer. Hij zal ons zijn weg wijzen en wij zullen zijn paden
bewandelen. Zwaarden worden omgesmeed tot ploegscharen en speerpunten
tot sikkels. Laat ons wandelen in het licht van de Heer. Op de 2e
Zondag zagen wij een twijg ontspruiten aan de stronk van Isaï;
vol van de geest van wijsheid en inzicht, van beleid en sterkte, van
kennis en ontzag, de wolf en het lam liggen samen, de panter vlijt zich
neer naast het bokje, koe en berin sluiten vriendschap, een kind strekt
zijn hand uit naar het nest van de slang. En vandaag op de 3e Zondag
horen wij dat ‘de steppe zal bloeien’. Laat de
woestijn en ’t dorre land zich verheugen, de wildernis
bloeien als de krokus, zwakke handen worden weer krachtig, bevende
knieën worden sterk. Zeg tot allen die radeloos zijn, houdt
moed, weest niet bang want hier is uw God. Wat een kleurenpalet aan
beelden…………om stil van te
worden.
Veelbelovende woorden vol hoop, vol verwachting. Jesaja wil ons een
blijde boodschap brengen.
En kunnen wij daar wat mee? Voelen we ons rijk met zulke beelden? Of
juist niet? Soms ziet het leven er niet zo kleurrijk uit –
soms kunnen wij het gevoel hebben in een woestijn te leven. En soms
hebben wij niet eens de media nodig om te weten en te ervaren dat er
hele moeilijke kanten aan het leven – aan ons leven
– zitten. Allemaal, zoals wij hier zitten, kennen wij wel
momenten dat het leven dor en woestijnachtig voelt, door ziekte, door
verlies van een partner, een ouder, een kind – of je weet dat
je baan op de tocht staat of er zijn problemen binnen het gezin. We
kunnen dan overvallen worden door twijfels en weten soms niet waar we
het moeten zoeken.
Kunnen we dan iets met die mooie beelden van Jesaja?? Troosten ze ons?
Geven ze ons moed? Of voelen we ons op dat soort momenten meer thuis
bij Johannes. Hij twijfelde ook. Hij zit in de gevangenis en het ziet
er voor hem helemaal niet zo veelbelovend uit. Integendeel. Wat kan hij
met al die mooie woorden, al die verhalen over Jezus, met
zo’n blijde boodschap. ‘Bent U het die komen zou,
of hebben wij een ander te verwachten?’ Het is toch niet voor
niets? Als je zoals Johannes in de gevangenis zit, of wanneer wij het
gevoel hebben in een ‘woestijn’ te leven dan wordt
de twijfel heel sterk. Hij – en wij soms ook - zit te
springen om troostvolle woorden. Om erkenning misschien. Of in ieder
geval het gevoel dat het niet allemaal doelloos is. En dat herkennen
wij, denk ik, wel. Wij
|
kunnen
alleen maar verder als we ons kunnen
laten troosten en oog blijven
houden voor het goede wat er om ons
heen gebeurt en zodoende kunnen wij de hoop bewaren. Jezus zegt niet:
Ik ben de Messias. Hij nodigt de leerlingen van Johannes uit om hun
meester te vertellen wat zij zien en horen – wat zie je met
je eigen ogen? Blinden zien weer, kreupelen lopen, melaatsen worden
rein en doven horen. Net als bij Jesaja: Hier is uw God – Hij
komt u redden. Dan worden de ogen van de blinden en de oren van de
doven geopend. Dan danst de kreupele als een hert en juicht de tong van
de stomme. Beelden waarvan je hart opspringt -
In zijn boek ‘Brieven aan Olga’, beschrijft Vaclac
Havel zijn gevangenisperiode. Ook zo’n persoon van gevangene
naar president!! Op 11 januari 1981 schrijft hij aan zijn vrouw Olga:
‘Ik ben tot een belangrijke conclusie gekomen, namelijk dat
alles vergankelijk is. Iedere crisis, depressie, iedere mislukking,
iedere ingewikkelde en schijnbaar onoplosbare situatie, kortom, al het
nare heeft toch altijd een goede eigenschap, het gaat voorbij
– Zelfs wanneer het op een gegeven moment uiterst
onwaarschijnlijk lijkt – Het gaat hoe dan ook voorbij en er
moet een eind aan komen. Dat geldt, dat hoop ik tenminste, ook voor
mijn verblijf in de gevangenis’.
Waar komt die kracht vandaan? Hoe kan het dat Johannes, dat Havel,
Nelson Mandela, dat wij, u en ik het uithouden in soms onmogelijke
situaties?? Menselijkerwijs lijken dingen onmogelijk, maar
toch…….. Jesaja schenkt ons beelden van
‘onmogelijke’ situaties: zwaarden worden
ploegscharen – Een panter en een bokje samen – een
bloeiende woestijn. Het onmogelijke wordt mogelijk!! De werken die
Jezus verricht zijn het keurmerk van zijn identiteit. Zoals bij Jesaja
het komen van God herkend kan worden aan het geschieden van de dingen
die je niet zo mogelijk had gehouden, zo is dat bij Jezus ook. Verlos
ons, laat er vrede komen, vervul wat mensen dromen.
Beelden zoals Jesaja en Jezus ons aanreiken, kunnen ons helpen.
Gebeurtenissen in het leven dichtbij en ver weg kunnen die hulp bieden:
Een onverwachte uitnodiging, een telefoontje van iemand waar je lang
niets van gehoord had, een spontane ontmoeting, een klein kind dat
verwachtingsvol naar je opkijkt. En er is voor ons christenen nog een
andere Bron van Kracht: Het geloof in een God die zwakke handen kracht
geeft en bevende knieën sterk maakt. Onze God die zegt
‘Ik zal u redden, wees niet bevreesd. Ik ben immers de Heer
uw God, uw verlosser. In dat geloof kunnen wij straks zingen: De steppe
zal bloeien. Dit lied heet ook het lied van de opstanding. Oosterhuis
heeft dit beeld van Jesaja voor ogen als hij dit lied schrijft en wat
wij kunnen uitzingen: In deze donkere dagen voor Kerstmis biedt de
liturgie ons allerlei beelden van hoop, van licht, van troost, van
vertrouwen. In ons mensen ligt de kracht die beelden te zien, te horen,
te ervaren zodat zij ons kunnen versterken. Dat het op die manier
Advent voor ons mag zijn. Dat wij geraakt kunnen worden door de Blijde
Boodschap: Dat wij kunnen opstaan en lachen en juichen en leven.
Daartoe helpe ons de Algoede God. Amen.
|
4e
zondag van de advent:Jesaja 7, 10-14; Matteus 1, 18-24
|
21
december 2013, André Lascaris OP |
In
de dagen en weken die komen, horen we weer de
prachtige verhalen rond de geboorte van Jezus. Het geboorteverhaal van
Matteüs, de wijzen uit het oosten, de vlucht naar Egypte, de
kindermoord in Bethlehem, de terugkeer van Jezus uit Egypte en zijn
wonen in Nazaret. En dan Lucas met zijn geboorteverhaal met de herders,
de ontmoeting in de tempel met Simeon en Anna, en het vinden van Jezus
in de tempel op twaalfjarige leeftijd.
Het is duidelijk dat de twee evangelisten geen geschiedenis van de
jeugd van Jezus hebben willen schrijven. Ze waren daarin niet
geïnteresseerd. Ze schreven geen biografie. De verhalen worden
ook in de kerk niet gelezen in chronologische volgorde. En pogingen de
twee verhalen van Matteüs en Lucas tot
één verhaal te maken zijn allemaal gestrand. Dat
lukt niet.
De evangelisten waren misschien niet eens erg bekend met de jeugdjaren
van Jezus. Ze schreven hun verhalen niet op als een mooie geschiedenis,
maar met als doel uit te leggen aan hun tijdgenoten, eerst de joden en
daarna de heidenen en nog langer daarna aan ons, wie Jezus was, welke
taak hij vervulde, hoe hij God in onze wereld bracht. Ze proberen te
zeggen wie Jezus is aan de hand van verhalen.
Ze hebben zich daarbij een moeilijke opdracht gegeven. Stel je voor dat
je bij je partner of zoon, dochter, vriend thuis komt met het verhaal
dat je een belangrijk mens hebt ontmoet: de koning of een minister of
een sportster of de paus. En ze vragen je wat voor een man of vrouw hij
of zij is. Nou je kunt misschien gemakkelijk zijn of haar uiterlijk
beschrijven, maar wat je tafelgenoten werkelijk willen weten is wie en
hoe hij of zij is. Dan zeg je misschien: nou hij lijkt wel op oom Piet
of tante Klazien, ook zo geestig. Of je zegt een geestige man, vrouw.
Hij/zij zit goed in zijn vel. Maar het is moeilijk iemand goed te
beschrijven. Je hebt er vaak geen woorden voor. Je begint een beetje te
stotteren, je komt er niet goed uit.
Die verlegenheid voelen de evangelisten ook. Bovendien is het voor hen
duidelijk dat Jezus op een of andere manier verbonden was met God. En
dan wordt het helemaal moeilijk. Hoe kun je over God iets zeggen? Alle
menselijke woorden schieten tekort. We kunnen alleen wat stotteren. Er
zijn geen formules of definities waarin je God in kunt vangen, je hebt
geen vergelijkingspunten. Matteüs probeert het gelukkig toch.
Hij herinnert ons aan de verhalen van het Oude Testament en de mannen
en vrouwen die daarin voorkomen. Denk eens aan de geboorte van Isaac.
Zijn ouders waren onvruchtbaar pas toen ze rond de honderd waren, werd
Isaac geboren. Het komt vaker voor in het Oude Testament dat de
geboorte van een
|
kind wordt
aangekondigd aan een echtpaar dat geen
kinderen kan krijgen. Het is niet de wil van de
man of vrouw, die het kind doet komen; vooral de
man, met zijn mannenkracht en stoerdoenerij staat meer of minder buiten
spel. Simson, een van de zogenaamde rechters, wordt pas geboren na een
verschijning van de engel van de Heer, van God zelf. Zo ook wordt
Samuel geboren uit een vrouw van wie iedereen aannam dat zij
onvruchtbaar was. Beslissend is Gods werking. Zulke mensen die zo in de
wereld gezet worden, zijn een godsgeschenk. Deze mensen handelen in de
geest van God. Matteüs probeert dit nog sterker te benadrukken
door te zeggen dat Maria een maagd was toen ze zwanger was.
Matteüs verwijst verder naar David, die een groot koning werd,
maar wel eerst als een bijna weerloze herder de reus Goliath moest
verslaan. Jozef moet het nieuw geboren kind ‘Jezus‘
noemen, of liever, Jozua. Deze Jozua was de knecht van Mozes. Hij was
degene die Israël het beloofde land binnenvoerde. En Jezus zal
mensen bevrijden van de schuld die hen kan neerdrukken en ze in een
nieuwe wereld zal binnen voeren. Matteüs verwijst ook nog naar
de profetie van Jesaja. We weten niet naar welk kind Jesaja verwees.
Maar de geboorte van het kind was een teken dat Juda, Jeruzalem, in de
tijd van Jesaja en koning Achaz, eind achtste eeuw v. Chr., niet
vernietigd zou worden. Al die mensen met knikkende knieën
roept Jesaja op en in zijn voetspoor Matteüs te vertrouwen,
niet in het grote en machtige, maar in het kleine en weerloze.
Nu horen wij deze oude verhalen. We horen ze in een tijd dat het niet
meer vanzelfsprekend is dat je een christen bent. Misschien wel juist
met kerstmis wanneer families en vrienden bij elkaar komen, spreken we
met mensen die geen flauw benul hebben wat we met kerstmis vieren.
Kerstavond? Nou dat is een goede avond om naar de bioscoop te gaan
zoals een kapster mij vertelde terwijl ze bezig was mij te knippen.
Je kunt zeggen: we vieren de geboorte van Jezus Christus. Maar de
volgende vraag is dan: wie is hij, wat betekent hij voor onze wereld?
Dan zijn we zelf ook min of meer gedwongen te stamelen, te stotteren,
naar woorden te zoeken, Wat betekent hij voor mij, voor ons, voor onze
wereld?
Het is goed dat we stamelen, en geen helder formule kunnen vinden zoals
vaak wel in de wiskunde en natuurwetenschap. We hebben geen woorden
voor wat boven onze taal uitgaat, voor God en voor Jezus die groter
zijn dan onze beelden. Dit maakt wat we stamelend zeggen betrouwbaar.
Het komt uit ons hart. Jezus komt in onze wereld, niet als een
overdonderende reclame boodschap, maar in het luisteren en in de stille
ademtocht, in geestkracht, als een klein licht midden in een
winternacht.
|
Kerstnacht:
Jesaja 8,23 – 9,7 * Lucas 2,1-20
|
24
december 2013, Henk Jongerius OP |
Er
werd een volkstelling gehouden in heel het Romeinse Rijk, hoorden wij.
Waarom houdt een keizer een volkstelling? Om zicht te hebben op het
aantal mensen in het land. Het was een instrument om greep te houden op
hun onderdanen, om hun zegeningen te tellen en sterk te staan tegenover
anderen. Hij wordt met name genoemd: keizer Au-gustus, die al heel wat
landen aan zich onderworpen had en zo de stichter is geworden van het
Romeinse Rijk. In dat rijk wordt je gere-gistreerd, geteld, worden
mensen tot een nummer gemaakt om zo de heerser in het licht te stellen
die verheven op zijn troon zit en over mensen heerst tot meerdere eer
en glorie van zichzelf.
Het is geen andere wereld dan die wij nu kennen, een wereld van
dic-tators die mensen kleineren en de dood injagen, zoals in
Syrië ge-beurt, het is de wereld van regeringsleiders die met
willekeur mensen behandelen en alle oppositie de kop indrukken, de
wereld waarin godsdienst het instrument is om elkaar te lijf te gaan en
de levens-adem te benemen. Het is een wereld waarin wij machteloos
toezien hoe er mensen opgeofferd worden aan macht en heerszucht, de
we-reld waarin wij leven! Het is ook de wereld dicht om ons heen, die
van ‘tel uit je winst’ waar het gaat om het
vergaren van rijkdom en wij in tijden van crisis klagen dat wij nog
maar twee keer met vakantie kunnen gaan terwijl het aantal mensen bij
de voedselbanken stijgt. Moeten wij werkeloos toezien of, nog erger,
berusten in de gang van zaken die nu eenmaal onvermijdelijk is? Is het
onvermijdelijk dat ook in ons eigen land de rijken alsmaar rijker
worden en de stille armoede van mensen maar toeneemt? En als wij
bedenken hoe het er in onze kerk hier aan toe gaat, zien wij ook dat er
over mensen heen gelopen wordt zonder enig mededogen. Is dat het rijk
van God dat in het evangelie aangekondigd wordt? Neen,
want
|
vannacht
wordt
er een ander rijk aangekondigd. Dat is het koninkrijk
waarin een
kind geboren wordt dat grote namen draagt: ‘wonderbare
raadsman,
Vredevorst’. In dat rijk gaat het er anders aan toe, want
daar
zullen de laatsten de eersten zijn en lammen zullen lopen. Daar is de
koning een knecht die vrede en verzoening brengt. Hij brengt mensen tot
elkaar en geeft ze een huis. Kortom, in dat rijk tellen mensen wel mee,
dragen zij een eigen, kostbare naam en is er plaats, ook al is de
wereld onherbergzaam en biedt ze schijnbaar geen plaats en onderdak.
In de profetie van Jesaja horen wij wat er gebeurt op die dag van
Midjan, waar weerloze mensen onder leiding van Simson tegenstand boden
aan de machthebbers. Daar zien wij een andere wereld zoals die door
toedoen van Nelson Mandela gestalte kreeg in Zuidelijk Afrika, het land
waarvan Martin Luther King droomde van de gelijkheid van mensen, of een
kerk die door toedoen van de nieuwe bisschop van Rome anders naar
mensen gaat kijken.
‘Alles van waarde is weerloos’ heeft een
Nederlandse
dichter ooit ge-schreven en daarmee verwoordt hij dat een werkelijk
nieuw begin onder ons mogelijk is als mensen kwetsbaar en weerloos
durven wor-den, zich verlaten op elkaar, niet langer heersen maar
dienen, niet elkaar bestrijden maar leren beminnen.
Het vieren van de geboorte van Jezus kan niet slechts een herinnering
zijn aan het verleden, maar is een uitdaging aan ons om in alle
een-voud elke dag opnieuw geboren te worden tot mensen die aan elkaar
onderdak bieden. Dat zal de geboorte zijn van een nieuwe wereld waarin
elk mens, groot of klein, telt en van waarde is. Waar dat ge-beurt,
geschiedt het woord en wordt er een begin zichtbaar van vrede op aarde!
Dat wens ik u allen namens onze gemeenschap van harte toe: gezegend
kerstfeest!
|
1e kerstdag Johannes 1,1-18
|
25
december 2013, Theo Koster OP |
Het
evangelie
volgens Johannes begint met dezelfde woorden als het boek Genesis. Het
zijn de eerste woorden waarmee de Bijbel, de geschiedenis van God en de
mensen begint. ‘In het begin’ is geen
tijdsaanduiding. Wat
hier gezegd, geopenbaard wordt, daar draait het om, dat is het
fundament van ons bestaan, dat gebeurt dus nog steeds, ook hier en nu.
Plat samengevat luidt dit fundament van ons bestaan: dat God mens
wordt. Waarom wordt God mens? Precies zoals ik het nu zeg staat het er
niet. Het gaat hier om het woord van God. Het woord is God niet, het is
Gods zelfontsluiting. Het is mij een paar keer overkomen, dat ik niet
herkend werd aan mijn lengte, mijn gestalte, maar toen ik iets zei was
de reactie: nu herken ik je, jij bent Theo. De stem maakt ons kenbaar,
ontsluit ons, en dat geldt ook voor God. God uit zich in zijn woord en
schept door zijn woord.
Zijn eerste woorden waren: er zij licht, lezen we in Genesis. En er was
licht. Ook die eerste scheppingsdaad: het licht, herneemt Johannes. We
hoorden: het licht schijnt in de duisternis en de duisternis nam het
niet aan, kreeg er met andere woorden geen vat op. En dit gebeurt tot
op de dag van vandaag. Boven de rouwannonce van mijn moeder stond in
het Achterhoeks een uitdrukking die wij hoorden uit haar mond als zij
het zwaar had: het is nog nooit zo donker geweest of het wordt ook weer
licht. Dit is wat Johannes bedoelt met: het duister krijgt geen vat op
het licht.
En dan horen we de kern van de proloog van Johannes: het Woord is vlees
geworden. Er staat geen mens, en dat is bewust gedaan. Vlees is het
tegendeel van God. Vlees is het vergankelijke, de eindigheid, en dat is
de mens ook, maar
|
niet
alleen dat.
In het vergankelijke, het kwetsbare heeft God zich kenbaar gemaakt. In
het Woord maakt God geschiedenis, wordt God toegankelijk
voor mensen. In het Woord ontmoeten God en mensen elkaar. En dan gaat
getuigenis over in belijdenis: wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd.
Ja, in dit ‘wij’ zijn ook wij hier begrepen. Onze
huidige
paus Franciscus heeft dit goed begrepen. Hij heeft het centrum van de
macht verlaten, want daar is God niet, en zoekt steeds weer de randen
van onze samenleving op, kwetsbare mensen die hij ziet, omarmt, kust.
Dit is wat Jezus deed en doet. Hoe belangrijk de Wet van Mozes ook is
als weg naar God, de genade en waarheid kwamen door Jezus. In hem werd
God herkenbaar. Dit wordt uitgedrukt met het woord
‘heerlijkheid’. Het is de glans van God die in
Jezus
oplicht, zoals de weerglans van de zon in water. We hoorden het in het
laatste vers: “Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren
God
die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen.”
Jezus is de ontboezeming van de Vader, een ander woord voor schoot. In
Jezus vertoefde Gods woord onder ons.
Jezus liet ons geen leer na, geen dogma’s. Zijn leven is zijn
leer, en zijn leven gaf en geeft hij ons. Wie dit leven tot zich neemt,
het eet, m.a.w. zich eigen maakt, word zelf kind van God. Een kind van
God is geen product van de mens, via bloed, begeerte of wil.
Dat brengt mij terug bij de beginvraag, zoals Augustinus deze stelde:
Waarom wordt God mens? Het antwoord van Meester Eckhardt is hierop:
opdat ik God worde. In Jezus hebben wij de heerlijkheid van God gezien,
opdat in ons diezelfde gloed op glanst. In ons doen en laten, hier en
nu, in deze wereld wordt Gods woord vlees.
|
2e
kerstdag: Handelingen 6,8-71a.7,48-60
|
26
december 2013, Paul Minke OP |
Gisteren
nog waren we in gedachten op de velden van Bethlehem, in de stal, waar
het kind in de voederbak lag en bij zijn ouders Maria en Jozef.
Vandaag, zo'n 30 a 40 jaar later staan we om het zo maar te zeggen, in
Jeruzalem, in het Sanhedrin, waar Stephanus werd aangeklaagd. Het
gebeurde niet lang na de nederdaling van de Geest op de apostelen, op
Pinksteren, de geboorte van de Kerk. En de Kerk groeide snel, zo snel,
dat de apostelen het werk van verkondiging en ondersteuning niet aan
konden en zij 7 diakens aanstelden onder wie Stefanus. Stefanus werd
beschuldigd vanwege lastertaal tegen Mozes en tegen God en voor zijn
preken tegen deze heilige plaats, de tempel, en de wet.
Ter verantwoording geroepen door de Hogepriester legt hij uitvoerig
getuigenis af van zijn geloof in God, zoals Hij zich geopenbaard heeft
aan de Vaderen, een God, die niet woont in wat door mensenhand is
gemaakt, maar zich doet horen in Mesopotamie, in Egypte, in de
woestijn. Het was God, die Abraham wegriep uit zijn land en zijn
familie om te gaan naar het land dat Hij, God, hem wijzen zal, en Die
de belofte deed het land te geven aan zijn nakomelingen. Het was God,
die Jozef redde uit de slavernij in Egypte, en Die door hem Jacob en
zijn broers redde van de hongersdood. Het was God, die Mozes in de
woestijn riep om zijn Volk te redden, want Hij, God, had de
jammerklachten gehoord en zijn ellende gezien. En aan het eind van zijn
getuigenis keert hij de rollen om. Hij is nu de aanklager en de
aangeklaagden zijn de leden van het Sanhedrin. Hardnekkigen en
onbesnedenen van hart en oor! Altijd maar verzet u zich tegen de
heilige Geest. En doelend op Jezus Christus: U hebt hem zelf verraden
en vermoord.
De grondvraag, die in dit verhaal speelt, zowel bij het Sanhedrin als
Stefanus, is: waar vind je God? Waar is God? Exclusief in de tempel van
Jeruzalem? Of mag je
|
Hem,
ja beter nog, moet je wellicht Hem elders zoeken? Voor Stefanus is het
antwoord te vinden in de geschiedenis van het Volk. Je moet God zoeken
bij de rechtvaardige zoals Abraham was, die trouw was aan zijn geloof
in God tot in het onmogelijke toe. Je moet God zoeken bij de
vergevingsgezinde zoals Jozef was die met tranen in zijn ogen zich
verheugde over de komst van zijn broeders. Je moet God zoeken bij wie
zich bekommert over het lot van anderen zoals Mozes, die het Godsvolk
wegleidde uit het slavenhuis Egypte. Je moet God zoeken bij de
profeten, Gods boden onder de mensen, die van Gods liefde gewagen en de
hoop in de toekomst levend houden.
De leden van het Sanhedrin lieten zich niet overtuigen. Integendeel.
Zij hielden vast aan hun eigen overtuiging dat je God moet zoeken in de
naleving van de wet, in het volgen van de overlevering van de vaderen
in het strikt doen van de riten en rubrieken, in het offeren van
dieren. Maar de God, die zij daar vinden is niet de God van Abraham,
Isaak en Jacob, is niet de God van de weduwen en wezen, niet de God van
de verworpenen, is niet de God van de vluchtelingen, de daklozen, de
kleinen, de armen, is niet de God van de Mensenzoon, die de zonden van
de wereld op zich nam. En het is God zelf die het getuigenis van
Stefanus bevestigde. "Ik zie de hemelen open en zie de Mensenzoon aan
Gods rechterhand." Op het horen hiervan sleurden de aanklagers hem de
stad uit en stenigden hem. Zo werd Stefanus de eerste martelaar,
slachtoffer van onwillige hoorders Maar zij zijn er niet in geslaagd
zijn getuigenis de wereld uit te bannen. Het klinkt door tot op de dag
van vandaag als een boodschap van hoop. Zo werd Stefanus de
kerstgetuige van wat reeds begonnen was met een kind in de kribbe en
met de engelenboodschap: Vrede aan allen in wie God zijn welbehagen
heeft. Amen.
|
H.
Familie: Jesaja 61,10-62,3; Lucas 2,33-40
|
29
december 2013, Ernt Marijnissen OP |
Wat
betekent het om een mens te zijn op aarde? Is het
eigenlijk wel mogelijk deze vraag te beantwoorden in een tijd, waarin
we worden overspoeld door een waterval aan informatie? Rijp en groen
door elkaar, belangrijk en volslagen onbenullig, weloverwogen gebracht
en schreeuwend uitgebraakt. We worden geconfronteerd met en aangeraakt
door vele vormen van samenleven, vaak ook nog kort van duur. Dat geldt
ook voor een grote verscheidenheid aan producten, die maar een beperkte
duur hebben, zodat je gedwongen wordt steeds weer nieuwe te kopen. We
worden gebombardeerd door van alles en nog wat, niet alleen op
materieel gebied, maar ook als het gaat om spiritualiteit. Dit laatste
woord doet soms denken aan een soort Ikea, waar op vele schappen en in
menig vak een grote voorraad aan zogenaamde
zingevingprogramma’s ligt aangeboden. In zoverre dit alles
ons niet wordt opgedrongen kun je er vrijelijk uit kiezen, al
naargelang tijd, plaats, omstandigheden of je persoonlijke voorkeur en
situatie. Een mens te zijn op aarde. Zoek het maar uit!
De Schriftlezingen van deze zondag hebben in elk geval
één thema gemeen. De mens, die zich houdt aan de
Wet, de Tora, zal ondanks lijden en tegenslag het geluk van God
binnengaan. Zo’n mens zal anderen tot licht en troost zijn of
kunnen zijn. Dat geldt voor Gods eigen volk. Dat geldt op bijzondere
wijze voor Jezus van Nazaret.
Jezus is geboren onder de wet. Tot vijfmaal toe wordt in het verhaal
over de opdracht van Jezus in de tempel de Wet des Heren, de Tora,
vermeld.
Met vijf wordt vaak de wet aangeduid, als een herinnering aan de eerste
vijf boeken van de bijbel, ook wel eens de vijf boeken van Mozes
genoemd. Dat getal kan ook verwijzen naar de vijf vingers van
één hand, of kortweg naar de hand van God. In het
evangelie volgens Lucas blijkt Jezus de weg te zijn, niet alleen omdat
hij de Wet tot vervulling brengt maar ook omdat hij de hand van God
zichtbaar maakt. De Wet vervullen is als een exodus, een uitweg voor
alle mensen uit welke vorm van slavernij en onderdrukking dan ook. Het
is de weg naar Jerusalem, de stad waar overeenkomstig de visioenen van
vele profeten, met name Jesaja, eens alle volken der aarde zullen
samenstromen in het huis, de tempel van God. Want heel de aarde wordt
door de hand van God gedragen. In de palm van die hand staan al onze
namen geschreven. Zo wordt Jezus, die behoort in de dingen van zijn
Vader te verblijven, in de tempel aan God opgedragen, om uit te beelden
‘wie’ hij is én tot
‘wat’ hij is geroepen. Nu wordt Jézus
aan God opgedragen, maar eens zal - zoals Jesaja heeft geprofeteerd -
dat gebeuren met alle volken.
|
De
oude Simeon is de
vertolker van een oude en eerbiedwaardige traditie. Daarom roept hij
dat 'wie' en 'wat' luid en duidelijk uit. Israël blijft
Israël, de wortel van de Christusgemeente, de bruid, aan wie
de bruidegom, de God van de Sinaï, zijn liefde heeft bekend.
De bruid is de jonkvrouw Sion, waarop Jerusalem is gebouwd, en zij is
rechtvaardig naar de volken en eerbiedig levend naar de Heer, haar
bruidegom. En altijd is zij, als de Geest op haar rust, in verwachting
van het heil, dat is. de bevrijding der volke¬ren uit
onderlinge strijd en eigen vernietiging. Terreur en zelfdestructie
zullen eens tot het verleden behoren.
In Jezus zien ook wij, in navolging van Simeon, het heil voor alle
mensen. Daarom is hij, en ook de Christusgemeente, het licht voor de
ganse wereld en vervult hij - en zullen ook wij vervullen - de luister
van Israël.
Zoals van Simeon wordt verteld dat de Heilige Geest op hem rust, zo
horen we dat Hanna een profetes is. Zij behoort tot die mensen in de
geschiedenis van Gods heil, die wijzen op het Woord en aansporen en
aanroepen tot het in praktijk brengen ervan. Heel haar lange leven als
weduwe verbleef zij in de tempel, waar zij in vasten en gebed God
diende. Daarmee schaart zij zich in die eerbiedwaardige rij van de
vrouwen van Israël, die steeds aan de poort stonden van een
nieuwe fase in Gods geschiedenis met de mensen. Als we goed de
Schriften lezen ontdekken we dat de ontrouw van Israël of de
agressie van de wereld de heilsweg dreigen te blokkeren. Maar altijd,
als naar menselijke maatstaven de weg van het heil doodliep, en dood en
vernietiging dreigden, kwam er een nieuw begin. Daar, bij
zo’n begin, treffen wij de vrouwen van Israël aan!
De uitdrukking, dat de vrouwen dienst doen aan de poort van de tent der
samenkomst (Ex.38,8; 1 Sam.2,22), wijst niet alleen op een lokale
plaats, maar vult veeleer hun unieke positie in het verbond in. De
geboortehelpsters in Egypte voorkwamen dat het volk Israël
werd uitgemoord (Ex.1,17). Zo kon Mozes uit het water bevrijd worden en
werd hij de leider van het wegtrekkend volk uit de slavernij. Het
eerste boek Samuel opent met het verhaal van Hanna, die God smeekt om
een zoon en belooft deze aan Hem toe te wijden (1 Sam.1,11). In die
dagen namelijk was een woord des Heren zeldzaam, zegt de Schrift. De
oude Eli, rechter van Israël, was blind en zag het niet meer
zitten, want het ging niet goed met Gods bruid. Dan roept God Samuel,
de zoon van Hanna. Zo gaat het ook met Elizabeth en Johannes
(Luc.1,5-9), met Maria en Jezus (Luc.1,26-33) en de vrouwen bij het
graf (Matt.27,55-56).
Zo komt ook Hanna tot Jezus en sluit zich aan bij de lofzang van
Simeon. Met hem staat zij aan het begin van een nieuwe fase in de
redding van de wereld. De vrouwen: zij blijven ook in onze tijd de
geboortehelp¬sters van het Woord.
|
Nieuwjaar
2014: Handelingen 4,8-12
|
1
januari 2014, Henk Jongerius OP |
‘Toen
de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden, ontving
het de naam Jezus, zoals het door de engel was genoemd voordat het in
de moederschoot werd ontvangen’, zo horen wij in het
evangelie van Lucas 2,21.
De naam is in de Bijbel niet alleen de aanduiding van wie iemand is,
maar bovenal gaat in de naam de roeping van een mens schuil, zijn
bestemming en opdracht. Bijna lijfelijk werd die roeping voelbaar in de
besnijdenis. Wij kennen die niet maar voor ons gebeurt dat bij de doop.
Ik kan me daarom heel goed voorstellen dat bij de bediening van een
doop de aanwezigen benieuwd zijn naar de betekenis die de naam van een
jong geborene heeft. Immers, geen mens is zomaar iemand in de rij van
zijn voorvaderen, elk mens heeft zijn unieke be-tekenis en dat kan heel
goed tot uitdrukking komen in zijn of haar naam.
Vandaag wordt de naam Jezus uitgeroepen over het kind. In het evangelie
volgens Mattheüs krijgt Jozef de opdracht om zijn naam uit te
roepen: ‘Jezus’ zal hij genoemd worden want hij zal
zijn volk tot redden van zijn zonden.
Wij vieren wij de naamgeving van Jezus en daarbij mogen wij, zoals wij
hoorden in de Handelingen van de Apostelen, weten dat er geen andere
naam gegeven is waarin er redding gelegen is dan in de naam van Jezus
die betekent ‘God redt’.
Het is goed om dit alles te beseffen aan het begin van het nieuwe jaar:
wat ons ook overkomen zal, wij zullen weten dat niet wij het zijn die
onszelf kunnen redden en gelukkig maken, maar dat het de Ene is, wiens
naam gezegend moet worden,
|
die
ons toekomst geeft en heel maakt. In Jezus verschijnt ons de mens die
sprekend Gods gelijkenis is, die zijn stem, zijn woord, zijn
bekommernis om mensen in levende lijve toont en ervaarbaar maakt. En al
wie de weg van Jezus bewandelt en doet als Hij zal reddend en helend
onder mensen leven. Op die manier maakt God naam onder ons als een
kracht die geneest, die mensen met elkaar verzoent en een nieuwe wereld
mogelijk maakt die getekend wordt door oprechte menselijkheid.
Als er geen andere naam is waarin er redding gelegen is, zoals Petrus
zegt, dan is dat voor ons allen een uitnodiging om gehoor te geven aan
God die ons in deze mens roept om elke dag opnieuw weer mens te worden,
ons los te maken van een leven van hebzucht en geweld, be-trokkenheid
op onszelf en lijdzaam toezien hoe het er in de wereld aan toe gaat.
Wij worden uitgenodigd om deelgenoot te worden van Gods bewogenheid om
de wereld en de mensen die er leven, om herders te worden van elkaar in
goede en in kwade dagen.
Dan zal het een jaar worden waarin vrede wenkt, elke dag, als er
niemand meer aan zijn lot wordt overgelaten of naamloos ronddoolt in
onze maatschappij, maar wij allemaal genoemd worden bij onze eigen naam
en weten dat wij geroepen worden om tot elkaars redding te bestaan.
Daartoe moge de Ene en Barmhartige ons roepen, alle dagen van het
nieuwe jaar.
Ik wens u daarom namens onze gemeenschap een gezegend jaar toe!
|
Openbaring
van de Heer: Jesaja 60,1-6; Matteus 2,1-12
|
5
januari 2014, André Lascaris OP |
Er
komen nog steeds uit het Oosten wijzen,
magiërs en goeroes. Evenals de wijzen uit het evangelie hebben
ze geschenken bij zich. Geschenken die volgens velen goud waard zijn,
die naar het hogere verwijzen en de dood afweren. Maar zij komen niet
zoals Jesaja voorspelde op het licht af dat in Jeruzalem is verschenen,
maar willen met hun eigen licht hun en ons leven verrijken.
Wijzen uit het oosten brengen bij ons Yoga binnen – groepjes
oefenen onder leiding van een leraar de zonnegroet en andere houdingen
van hun lichaam in. Zij maken ons bekend met meditatietechnieken, Zen,
of met het Tibetaanse Dzogchen Boeddhisme en met stiltemeditatie. Ze
leren ons mandala’s tekenen, ons te trainen in mindfulness,
onze intuïtie te ontwikkelen en onze kracht te ontdekken. We
kunnen leren aura’s te lezen, en onze chakra’s
schoon te maken. Acupunctuur blijkt pijn weg te halen. Sommige oosterse
praktijken kunnen verbonden worden met oude westerse zoals werken met
de wichelroede om aardstralen of waterstromen op te sporen. Homeopathie
lijkt aan te sluiten bij sommige oosterse medische tradities.
Een onafzienbare hoeveelheid van oosterse wijsheden stroomt onze
samenleving binnen, Ze vormen geen systeem en worden naast elkaar
overgeleverd. De eenheid van het ik met alles wat bestaat krijgt veel
nadruk. Wat goed en kwaad is, hangt af van de omstandigheden. Het gaat
om de intentie waarmee je iets doet. Het leven lijkt soms
onrechtvaardig, maar we weten niet wat er in een vorig leven gebeurd
is. We moeten uit onze geest bezorgdheid en angst verjagen en leren
vertrouwen op onze eigen capaciteiten. In het hart van ieder mens
schuilen goede krachten die wakker gemaakt moeten worden. Wees teder
voor jezelf en voor anderen. Zorg ervoor dat je gelukkig wordt. Wees
dienstbaar, stel je gaven ter beschikking van de wereld. Elke cultuur
heeft een bepaalde visie op de werkelijkheid, die altijd onvolledig en
beperkt is. Wees dus verdraagzaam. Train jezelf in aandacht…
De wijsheden en de verhalen van monniken die deze wijsheden illustreren
vullen talloze bladzijden. Er zit rijp en groen tussen. Het is niet
altijd duidelijk hoe oosters bepaalde aanbevelingen zijn of hoe westers
ze zijn.
Velen zeggen baat te hebben bij deze oosterse praktijken en wijsheden.
Dat is heel goed mogelijk. In elk geval lijken ze aan te sluiten bij
hun zoektocht naar zelfontwikkeling, zelfontplooiing, persoonlijke
groei. Volgens sommigen geeft een leven op deze aarde ons een kans om
verder te groeien en ons voor te bereiden op een volgende hogere graad
van mens-zijn. Vergeleken met deze nieuwe
|
toestroom
van wijzen uit het
oosten, komen de wijzen in het verhaal van Matteüs er
armoedig van af. Zij vinden in Bethlehem geen rijke
meditatie technieken of een goeroe met onuitputtelijke wijsheden. Ze
worden niet gewezen op hun eigen krachten en intuïties. Al wat
ze
aantreffen is een kind en zijn moeder die het verzorgt. En dat kind
wordt mede door hun bezoek aan koning Herodes al gauw tot een
vluchteling gemaakt. Het moet naar Egypte vluchten. Erger nog, het zal
eenmaal volwassen voortdurend worden aangevallen en eindigen op het
kruis, geëxecuteerd als een misdadiger. Van de wijzen uit het
oosten en later van andere mensen wordt gevaagd de kant van dit kind te
kiezen.
Een hulpeloos kind vraagt door er te zijn om bescherming, verzorging,
aandacht Terwijl je gewoon was min of meer jezelf in het centrum te
plaatsen, dwingt het kind door zijn aanwezigheid jou hem zoals ieder
kind het tot het centrum van je aandacht en zorg te maken.
Zelfontplooiing prachtig, maar nu even niet – nu moet er
gewoon en kind verzorgd worden. Groei is ook mooi, maar nu moet er
gezorgd worden voor de veiligheid, het eten en drinken en het onderdak
van deze vluchteling. We worden opgeroepen naast deze gekruisigde mens
te staan, te getuigen van zijn onschuld, erop te wijzen dat we geen
gemeenschap of club of natie mogen worden ten koste van andere mensen
aan wie wij de schuld geven van onze problemen en ons onderling
gekrakeel.
Van deze mens, dit kind, deze vluchteling, dit slachtoffer zegt het
evangelie dat in hem God verschijnt, zich laat zien. Elk mens is Gods
evenbeeld, en speciaal alle kinderen en vluchtelingen en tot de dood
vervolgden zijn woorden waarin God ons toespreekt. God openbaart zich
niet in de wijze en verstandig mensen van deze wereld, niet in rijke
mensen, materieel rijk of geestelijk rijk, maar in hen die feilloos
weten wat hier en nu nodig is voor het overleven van mensen. Zij zijn
het die de roep van God verstaan en ingaan op die roep zichzelf te
vergeten wanneer de nood groot is.
Moeten we alles wat de wijzen, de magiërs en goeroes van onze
dagen bij ons binnenbrengen verwerpen en afwijzen? Dat denk ik niet. Je
kunt bijvoorbeeld door zen meditatie een mens worden die meer open
staat voor de mensen en de wereld om je heen. Je moet wel het kaf van
het koren scheiden. Onderzoek alles en behoudt het goede. Maar God
verschijnt niet allereerst in de evenwichtige, harmonieuze, geestelijk
gerijpte mens, maar in het verwaarloosde kind, de sjofele vluchteling,
in degenen die publiekelijk tot schande worden gemaakt. Mogen we hierin
wijzen worden.
|
Doop
van de Heer: Jesaja 42,1-7; Mattheus 3,13-17
|
12
januari 2014, Theo Koster OP |
“Om
blinde ogen te ontsluiten, om gevangenen
uit de kerker te bevrijden, degenen die in de duisternis van de
gevangenis wonen.” Wat zijn deze woorden in het huidige
Nederland actueel. Wij leven in een transparante samenleving, niets
blijft verborgen, elk detail is bekend. Maar velen zien door de bomen
het bos niet meer.
Wat er werkelijk toe doet, wie u bent, wie ik ben, wat de zin is van
ons leven, blijft verborgen, of beter gezegd: we hebben er geen oog
voor, zien het niet.
Wij leven in een vrije samenleving, de vrije markt, keuzes in overvloed
en dito mogelijkheden. Ik ben de baas in mijn eigen wereld. Maar die
wereld heeft de trekken van een gevangenis, waarin ik voortdurend moet
presteren, onder druk sta; waarin ik niet mag falen, geen fouten maken,
niet afhankelijk wil zijn van anderen, niet mijn onzekerheid, twijfels,
kwetsbaarheid laat zien; dat zijn de tralies van mijn gevangenis.
Kerken zijn klein geworden, gemeenschappen als wij hier, zijn door de
tand des tijd aangetast. Ach, wat hebben wij in te brengen, denken we
wellicht. Roepen en schreeuwen doen we niet, laat staan het geknakte
riet breken, de kwijnende vlaspit uitblazen. Ontbreekt ons daartoe de
kracht, of rust op ons de geest, en zijn wij de dienstknecht die
ondersteund wordt, die met genoegen wordt gadegeslagen door de
Barmhartige? Ontbreekt ons de kracht of zijn we de uitverkorene? Een
vraag om even vast te houden.
Eerst kijken we naar het evangelie. Mattheüs schreef zijn
versie van het evangelie vele eeuwen na Jesaja. Hij gebruikt woorden en
uitdrukkingen van Jesaja. Vooraf aan wat we van hem vandaag hoorden
gaat het optreden van Johannes de Doper. Hij kondigde de komst van de
lang verwachte Messias aan met de woorden: bekeer u, want het
koninkrijk der hemelen is op handen. Als teken van die ommekeer naar
dat Rijk lieten mensen zich door hem dopen. Jezus sluit zich bij deze
mensen aan, maar Johannes houdt hem tegen, want in deze Jezus breekt
dit rijk door, weet Johannes. Hij is de Messias en heeft dus geen
bekering nodig. Jezus laat zich niet weerhouden, want hij hoort bij die
mensen die uitzien en verlangen naar recht en gerechtigheid.
Ook in de eerste lezing is ‘recht’ het
sleutelwoord: recht bekend maken, recht brengen hoorden we Jesaja
zeggen. Recht en gerechtigheid zijn de inhoud van de wil van God. Wat
die wil van God is lezen we al op de eerste bladzijden van de Bijbel.
In het eerste scheppingsverhaal horen wij hoe de mens wordt geschapen.
Ieder van ons is die mens, een uniek individu, met niemand anders te
vergelijken. Als mens lijken wij op God. Net als God zijn wij
scheppers; ieder van ons draagt Gods beeld in zich. Maar we zijn God
niet, al dreigen we dat makkelijk te vergeten. I-pad, Facebook,
Twitter, WhatsApp zijn stuk voor stuk prachtige
uitvindingen,
|
maar
verleiden je ook tot de illusie, dat de
hele wereld om jou draait, om wat ik aan het doen ben en leuk vind.
Onze buitenkant wordt steeds belangrijker, en we verliezen het zicht op
de diepte. Enkel buitenkant, oppervlakte maakt ons gesloten, eenzaam,
en daar kunnen mensen niet tegen. Dit weten we uit ervaring en vertelt
ons het tweede scheppingsverhaal. Daarin staat centraal de woorden: het
is niet goed dat de mens alleen blijft. Mensen hebben andere mensen
nodig om niet in zichzelf opgesloten en verblind te raken. Vandaar dat
Jezus zich laat dopen en zich niet laat weerhouden. Zo past het ons al
wat is vastgesteld te volbrengen, hoorden wij Jezus toelichten. In het
woord ‘ons’ gaat hij nadrukkelijk naast Johannes
staan, en in ‘past ons te volbrengen’ horen we: dit
is de wil van God, dat wij, Johannes en Jezus, samen die messiaanse
tijd beginnen. Na de doop klinken woorden, die doen denken aan woorden
die we van Jesaja hoorden: “Dit is mijn Zoon, mijn
veelgeliefde, in wie ik welbehagen heb.” Mattheüs
maakt ons hiermee duidelijk dat Jezus die dienaar van God is over wie
Jesaja spreekt, én dat Jezus Gods Zoon is, dus niet een
profeet of boodschapper, maar iemand die verbonden is met God zoals een
kind met zijn ouders.
Jezus praatte niet veel over God met de mensen, hij deed God, liet
mensen voelen dat er van hen gehouden wordt. Als hem gevraagd werd,
waarom doe je dat, waar haal je de kracht vandaan, het lef, het
uithoudingsvermogen, dan vertelde Jezus verhalen. Logisch, want wat
werkelijk de moeite waard is, jou raakt, vervult kun je alleen maar
vertellen, met emotie vaak.
Wij hier, deze kapel vol mensen, zijn kerk, lichaam van Christus. Door
de doop zijn we ten diepste verbonden met deze Jezus, en in de
eucharistie of het avondmaal worden we lichaam van Christus, met andere
woorden met elkaar en Christus verbonden. Dat brengt mij terug bij de
vraag die er nog ligt. Wij roepen en schreeuwen niet, breken het
geknakte riet niet. Ontbreekt ons daartoe de kracht, of rust op ons de
geest, en zijn wij de dienstknecht die ondersteund wordt, de
uitverkorene van God?
Het zal niemand ontgaan dat we oud zijn, en door het leven getekend.
Velen hebben het nodige meegemaakt, maar stralen desondanks vitaliteit,
leven uit. Het waarom, hoe, waar je de kracht vandaan haalde gaat
verborgen in verhalen. Deze verhalen zijn hier aanwezig en ze zijn
kostbaar. Zij brengen diepte in onze wereld, verband tussen de vele
details, doen God oplichten en openen de gevangenis van het ik, waarin
ik zomaar terecht kan komen. Deze verhalen zijn hier aanwezig en worden
graag verteld. Dus wees niet bang elkaar straks bij de koffie en elders
vragen te stellen, en slik uw verhalen niet in. Verhalen verbinden ons
met elkaar en met God.
|
19
januari 2014: Jesaja 62,1-5; Johannes 2,1-11
|
19
januari 2014, Antoon Boks OP |
Soms
kan iemand al heel lang in verwachting zijn. Nee,
ik weet natuurlijk ook wel dat een zwangerschap om en nabij de negen
maanden duurt, maar als je eerst al een hele tijd niet zwanger kon
worden en dan een paar miskramen hebt gehad, dan kan het heel lang
duren voordat je aan iedereen durft te vertellen dat je zwanger bent,
uit vrees dat het weer mis gaat. Als het kind dan eindelijk geboren is,
zijn er niet alleen felicitaties voor de moeder en de vader, maar wordt
er ook door veel mensen de wens uitgesproken dat dit kind samen met
zijn moeder en vader een hele goede toekomst zal hebben. Zo spreekt
Jesaja vandaag ook over de toekomst en de nieuwe naam die aan het
uitverkoren volk zal worden gegeven, want God is blij. De woorden van
Jesaja komen ook na een lange periode van wachten, want dit deel van
het boek Jesaja is geschreven in de tijd dat de mensen van Juda
terugkeerden naar Jeruzalem. De profeet klinkt vol vreugde over de
wedergeboorte van een volk.
Ze werden ooit ‘verlatene’ en
‘woestenij’ genoemd. Maar nu zijn ze opnieuw
geboren en ze krijgen nieuwe namen: ‘mijn
welgevallen’ en ‘getrouwd’. De profeet is
blij dat hij net als die moeder kan uitbazuinen, dat na zoveel
miskleunen van het uitverkoren volk hij het goede nieuws niet voor
zichzelf hoeft te houden, “omwille van Jeruzalem zal ik niet
stil zijn”. Al die mensen die hoorden wat er in het verleden
gebeurd was, zullen nu horen over wat God nu heeft gedaan voor Juda en
over de nieuwe relatie die de mensen van Juda met hun God hebben.
Ze geloofden dat zij in ballingschap waren gevoerd omdat zij gezondigd
hadden door andere goden te aanbidden. Daarom is een terugkeer uit
ballingschap meer dan alleen maar naar huis gaan. Opnieuw zijn hun
zonden vergeven en zijn ze verzoend met God. De nieuwe namen die aan
hen zijn gegeven zullen een andere relatie met God onthullen.
Op de vraag wie de God van Juda is, geeft Jesaja ons een zeer duidelijk
beeld. Die God deed lang geleden al veel, want Hij koos niet alleen
Abraham om uit te groeien tot een uitverkoren volk. Hij bleef hen ook
iedere keer dat ze zich van Hem afkeerden, weer roepen en aanvaardde
hen weer, niet met tegenzin, maar met de hartstochtelijke liefde van
een echtgenoot. "Want zoals de vreugde van een jongeman, die trouwt met
een jonge vrouw, zo zal uw God Zich over u verblijden." In deze woorden
zit een vergelijking met het huwelijk. Daarom is deze lezing vandaag
gekoppeld aan de Openbaring van Jezus op de bruiloft van Kana.
Het is een bruiloft; er zijn feestelijke geluiden op de achtergrond,
maar het is niet allemaal koek en ei. Er ontstaan ook problemen. Daar
laat Johannes het openbare leven van Jezus beginnen.
|
Het is duidelijk dat
Johannes ons niet alleen iets wil vertellen over het geschenk van Jezus
aan het pas getrouwde stel. In dit verhaal legt Johannes heel duidelijk
een verbinding met het feit dat God doet wat Jesaja met zijn mooie
beeldspraak ook heeft aangeduid. God neemt het volk voor altijd aan.
Voortbordurend op die beeldspraak is een bruiloft een geschikte plaats
om aan te kondigen dat Jezus zijn openbare leven begint. De bruidegom
is gekomen om te laten zien, wie de bruid is.
Het gaat hier niet om Kana, een kleine stad met een toevallige
bruiloft. Nee, het gaat hier om Jezus de gastheer op een altijd durende
bruiloft tussen God met Gods volk en Hij is degene die zorgt voor de
goede wijn.
Johannes schrijft in zijn tekst van de Blijde Boodschap niet over de
instelling van de Eucharistie. Maar het is wel een zeer Eucharistisch
evangelie want er wordt nu in Kana zoveel wijn gemaakt, dat wij er nog
van drinken. Daarom eindigt dit verhaal ook met de woorden dat dit het
begin van Jezus’ tekenen was. De Eucharistie zoals wij die
vandaag vieren is nog steeds een teken dat Jezus ons blijft geven. Hier
wordt de profetie van Jesaja steeds weer vervuld want wij verzamelen
ons steeds weer en we krijgen de beste wijn te drinken. Jezus is niet
alleen onze gastheer bij deze Eucharistie, maar Hij is er ook als de
totale vervulling voor ons.
Vandaag vieren we voor de derde keer de openbaring van de Heer: eerst
was er die aan de wijzen, daarna gevolgd door de openbaring bij het
doopsel van Jezus en vandaag openbaart Jezus zich met dit teken op de
bruiloft van Kana. Daar vertelt Johannes ons dat Jezus zijn
heerlijkheid openbaarde aan de leerlingen, die in Hem begonnen te
geloven. Dat is niet alleen een mooi einde aan een charmant verhaal,
want er is meer. Wij hoorden het verhaal, maar hebben we daar
Jezus’ identiteit ook in geproefd? Want dat wordt aangegeven
door het woord ‘heerlijkheid’.
In de Bijbel verwijst het woord ‘glorie’ naar
iemands innerlijke kwaliteit die respect van anderen oproept, maar
‘eer’ wordt op de meest juiste wijze aan God
gegeven toen we vandaag in onze Eucharistie zongen: “Eer aan
God in den hoge.”
Het wonder van Kana onthult de identiteit van Christus. Dit eerste
teken van Jezus helpt ons om de aanwezigheid van God in Hem te zien.
Johannes belooft ons dat er meer tekenen zullen komen om Christus te
openbaren.
Wanneer Johannes aan het einde van het verhaal van Kana vertelt dat
Jezus zijn heerlijkheid aan zijn leerlingen openbaarde, dan loopt hij
al vooruit op Jezus’ verrijzenis, want toen was het uur van
zijn heerlijkheid voor altijd gekomen: eerst voor de leerlingen en door
alle eeuwen heen nu ook aan ons.
|
|