1e zondag veertigddagentijd:
Genesis 9,8-15: Marcus 1,12-15
Wat bezielt Jezus in Godsnaam, om de woestijn in te trekken en daar veertig dagen en veertig nachten te verblijven? Het was allemaal zo spannend! Alle ogen waren op hem gericht. Johannes de Doper, ook al zo'n woestijnfiguur, had hem gezien en aangewezen! Hij is het, die komen zal! Nog maar net was de hemel letterlijk boven Jezus open gebarsten en de roepstem van de Allerhoogste op hem neergedaald. Hij voelde zich als geroepen en hij kwam voor de menigte ook als geroepen! Hij was klaar om aan zijn grote opdracht te beginnen. De mensen hadden hoge verwachtingen van hem. Deze Jezus moest zo snel mogelijk naar Jeruzalem om daar het tij te keren. Maar, wat doet hij? Hij kiest, op het laatste moment lijkt het wel, niet de weg naar de stad, maar keert zich om en trekt diep de woestijn in.... Een gedesillusioneerde menigte achter zich latend. Waarom? Waarom laat hij een hongerende en dorstige menigte achter zich en kiest zelfbewust voor droogte, stilte en afzondering. Waarom? Durfde hij het toch niet aan? Bang geworden? Wilde hij vluchten? 'Jullie bekijken het maar, ik vertrek, na mij de zondvloed!'
Nee, vóór jou de zondvloed, hoor ik Marcus fluisteren. En ik realiseer mij dat ik de vraag anders moet stellen: niet: wat bezielt Jézus om de woestijn in te trekken maar: wat bezielt Marcus om Jezus de woestijn in te sturen? Waarom geeft Marcus zo'n wending aan het verhaal? Hij kan die woestijnervaring niet van Lucas of Matteüs hebben afgekeken, eerder omgekeerd, Marcus heeft namelijk de oudste papieren en zijn evangelie is eerder geschreven dan die van Lucas en Matteüs.
Wat wil Marcus? Marcus is nogal een snelle jongen. Hij houdt van
opschieten. In het eerste hoofdstuk van het evangelie is het
meteen raak: Johannes de Doper treedt op, Jezus laat zich dopen,
hij vertrekt naar de woestijn, roept zijn eerste leerlingen, maant
een bezetene tot de orde, geneest de schoonmoeder van Petrus en
ook nog een melaatse. En dat alles in één hoofdstuk! De toon is
meteen gezet. Marcus heeft weinig woorden nodig. Lucas en Matteüs
introduceren Jezus eerst uitvoerig, vertellen een prachtig en
schilderachtig geboorteverhaal - Marcus niet. Marcus valt meteen
met de deur in huis: De tijd is gekomen, het koninkrijk van God is
nabij. Bekeer je en geloof in de Blijde boodschap!! Dáár draait
het om bij Marcus. Dat is de kern van zijn evangelie. De tijd is
gekomen, het koninkrijk van God is nabij. Bekeer je en geloof in
de blijde boodschap!
Maar Marcus omhult zijn evangelie nog met een ander perspectief.
Een messiaans perspectief. Van meet af aan is duidelijk dat de
volgelingen van Jezus en de jonge gemeente waaruit en waarvoor
Marcus zijn evangelie schreef, van Jezus getuigen dat hij de
Messias is. Hij laat het zelfs de bezetene in de synagoge
uitschreeuwen: Ik weet wie jij bent! Jij bent de Heilige Gods! Jij
bent de Messias! Maar, misschien om Jezus te behoeden voor een al
te gemakkelijk messiascomplex, gaat Marcus, ondanks zijn
bescheidenheid in vertellen, zorgvuldig te werk. Hij kiest de
verhalen zó dat de oplettende luisteraar direct het perspectief in
beeld krijgt.
Met Jezus begint er iets nieuws. In de mensengeschiedenis dient zich een nieuw begin aan. De tijd is gekomen, het koninkrijk van God is nabij. Een nieuwe fase is aangebroken. We lazen niet voor niets uit Genesis. De zondvloed is voorbij, de schepping is weer tot rust gekomen, het wassende water heeft de aarde schoongewassen van alle kwaad, onrecht en chaos. Tijd om opnieuw te beginnen. En God begint opnieuw. Hij sluit een verbond. Nooit meer zal hij de aarde verwoesten. Kijk naar de regenboog en gedenk mijn verbond. Zie, het is al begonnen, merk je het niet, zal Jesaja later uitroepen. De tijd is vol, het koninkrijk van God is nabij. Bekeer je. Dat riep Johannes al in de woestijn. Precies! Daar wil Marcus Jezus dus eerst hebben. In de woestijn. Want daar roept de stem: bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht.
De Geest dreef Jezus naar de woestijn, vertelt Marcus. Door dat
zo te vertellen, door de Geest te benoemen, maakt Marcus
onmiddellijk bij zijn luisteraars wakker wat het oude Israël en de
profeten hebben meegemaakt. Als geen ander weten zij van de
woestijn. En zo verbindt Marcus Jezus met de geschiedenis van God
en de mensen van oudsher.
Veertig dagen in de woestijn - en direct horen we de veertig jaar
die Israël daar doorbracht onder leiding van Mozes. De Eeuwige
dreef Mozes en het volk de woestijn in. De woestijn is van oudsher
het domein van de Satan, de duivel. In de Joodse traditie is de
woestijn de plaats die in verband