21e zondag door het jaar:
Jesaja 22,19-23; Matteus 16,13-20
Als ik u vraag, haal uw tas, of zakken eens leeg, dan is de kans
groot dat u mij een mobile telefoon, een sleutelbos en een
portemonnee (met pasjes) toont. Deze drie attributen geven ons
toegang tot vele koninkrijken. Met een sleutel kunt U vrijelijk uw
eigen huis en misschien nog een andere woon of werkplek in en uit
lopen. Uw auto of fietssleutel verschaffen u de vrijheid om de
wereld in te gaan en met de juiste code ontgrendelt u uw telefoon
of bankpas waardoor deze wereld eindeloos veel mogelijkheden
geeft.
Ik ben geboren in 1960 en groeide in de jaren 70 op in het centrum
van Amsterdam. Dat klinkt leuk, maar Amsterdam was toen niet
zozeer een stad die overliep van toeristen, maar veel meer een
stad van krakers, junkies, rellen, slapen op de dam of in het
vondelpark. Niet echt een veilige omgeving voor opgroeiende
pubers. Mijn ouders waren Doopsgezind, een kleine protestantse
geloofsgemeenschap die veel waarde hecht aan sociale gerechtigheid
en vrede. In deze roerige jaren reageerde deze kleine christelijke
gemeente op drie verschillende manieren op de ontstane
maatschappelijke situatie:
Enkele gemeenteleden hadden een medische opleiding. Zonder dat het
ooit in een officiële kerkelijke vergadering is besproken of dat
er eerst een beleidsplan gemaakt werd, trokken enkelen in de
avonduren naar het vondelpark om te kijken of zij medische hulp
konden verlenen. Ik heb geen idee waar de verbandmiddelen vandaan
kwamen, maar van zwervers werden er voeten verzorgd en gebruikers
van wie de aders ontstoken raakten werden doorverwezen naar het
ziekenhuis.
Een ander initiatief was ‘Het Open Huis’. Op vrijdagavond en rond
de kerstdagen ging de deur van de kerk open. Iedereen, maar vooral
psychiatrische patiënten, dak- en thuislozen en veel verwaarloosde
ouderen wisten de weg naar de kerkzaal te vinden. Zij werden
ontvangen in een huiskamer met tafels en stoelen waar je een paar
uur warm en droog kon zitten. Er was koffie, thee en soep en soms
een broodje warme worst. Er waren wat gemeenteleden, mensen zonder
een gespecialiseerde opleiding, die de boel in de gaten hielden.
De één speelde biljard, de ander zorgde voor wat kranten en
tijdschriften en nog een ander las gedichten voor.
Het derde project was voor de jongeren van de gemeente. Wij, ik
was een meisje van 14, kreeg een sleutel van onze eigen
jongerenruimte in de kelder van de kerk. Af en toe hadden we
vergaderingen over ‘Onze Kelder’, wat er van een sleutelhouder
wordt verwacht. Samen stelden wij de regels op. Deze gingen
voornamelijk over het opruimen en het afwassen van je troep, maar
ook over wat er wel of niet mocht. Mocht er gerookt worden? Ook
cannabis of ander spul? Mocht je er blijven slapen? Mocht je
onbeperkt je vrienden mee nemen?
Wie het beheer voert over een gebouw heeft als het ware
sleutelmacht. Hij of zij kan bepalen wie er wel en wie niet
toegang krijgt. Die sleutelmacht komt ook toe aan Sebna, uit de
eerste lezing uit de profeet Jesaja. Hij was in het koninkrijk
Juda een soort minister-president – en dus geen overste van de
tempel. Hij opende ’s ochtends de deuren van het koninklijk paleis